Het tijdelijke misverstand
Bij het lustrum 1976 ontstond een misverstand. Rond 1970 was bij een grote herziening van de Corpswet – onbedoeld Onbedoeld, blijkens een verklaring van Rector en ab Actis van de Senaat die het wijzigingsvoorstel aan de Corpsvergadering voorlegde. – de passage over het onstaan van het USC en de bron van de lustrumviering weggevallen. (Bij een herziening van de Corpswet in mei 2019 werd dit manco hersteld.) In de voorbereidingen voor het lustrum van 1976 werd gedachtUit gesprekken met leden van de Senaat 1975-1976 blijkt dat men destijds gewoon het idee had dat het 1816 moest zijn. Er was geen sprake van een bewust besluit om afscheid te nemen van 1636 als ijkpunt. In latere jaren zijn er ingewikkelde post-hoc-pseudo-redeneringen opgezet om 1816 te rechtvaardigen. Waaronder de gedachte als zou het USC niet langer het lustrum van de Universiteit kunnen vieren. En er werd geconstrueerd dat reeds in 1956 besloten werd 'voortaan het lustrum van PHRM te vieren’. Weer later nam het misverstand de vorm: 'Het USC is van 1816, want toen is PHRM opgericht’.
Zie ook hieronder. dat er teruggeteld diende te worden tot het oprichtingsjaar van de Sociëteit, 1816. Zo kwam men op ‘32e lustrum’. Dit klopt vanwege meerdere redenen niet:
- Het USC bestond al ver vóór 1816. Zie ook de paragraaf Mijlpalen, bij 1793, het kader over de datering van het ontstaan van het USC.- Er werd reeds lustrum gevierd in 1736. - In 1951 had het USC al het lustrum gevierd dat als 63e geteld werd (zie hierboven). - Als de Sociëteit in 1815 of 1817 zou zijn opgericht, zou er, na het lustrum van 1971, niet ineens na 4 of na 6 jaar het volgende Lustrum zijn gevierd. En er werd weliswaar teruggeteld tot het oprichtingsjaar van een prachtige kroeg maar, zoals hiervoor beschreven, het USC en PHRM zijn Neen, niet ‘waren’. Dat het twee verschillende identiteiten zijn, blijkt bijvoorbeeld hieruit: de ene entiteit heeft als Dies Annalis 22 mei gekozen, de andere entiteit viert haar Dies Natalis op 26 februari (Corpswet, artikelen 3.5 en 4.2). En we spreken niet van ‘Kroegwet’.
Een man die krachtens art. 18 van de Corpswet Erelid van het USC is, noemen we niet ‘erelid van PHRM’.
Als het USC (ex artikelen 189 t/m 193 van de Wet) Corpsrouw aanneemt , noemen we dit niet kroeg-rouw of PHRM-rouw.
Etc. verschillende entiteiten en men kon gedurende meer dan 50 jaar na de oprichting van de Utrechtsche Studenten Sociëteit Corpslid zijn zonder lid van de USS te zijn. Sterker nog, onder het eerder vermelde ballotagesysteem slaagde lang niet iedereen die ook sociëteitslid wilde worden, in die poging. Vermeld werd ook de symbolische huur van 1 gulden per jaar die het USC aan de USS PHRM betaalde voor het gebruik van de Senaatskamer. Symbool van de onderscheiden identiteiten.- Zoals reeds hierboven gemeld zag de Universiteit 1819, 1824 en 1829 als lustrumjaren. Het USC vierde als vanzelfsprekend lustrum in die jaren. En niet, met een blik op de oprichting van de Sociëteit, in 1821, 1826 en 1831.


Dit misverstand heeft veel teweeggebracht, wat ook kwam doordat het onderscheid tussen Corps en Sociëteit minder duidelijk was geworden na het samengaan van de Senaat en de Commissie van Bestuur in 1969. Na 1976 werd er doorgeteld van het zogenaamde 33e lustrum in 1981 tot en met het ‘39e’ in 2011. Op de USC-website, in druk en op internet, waaronder op Wikipedia, verscheen de onjuistheid dat het USC in 1816 zou zijn opgericht. In het overigens zeer lezenswaardige boek Het Utrechtsch Studenten Corps 1936-1986 wordt met de blik van dit misverstand Genoemd boek suggereert ook (blz. 181) dat in 1956 voor het eerst melding gemaakt wordt van “het lustrum van het Utrechtsch Studenten Corps” omdat in dat jaar niet meer het lustrum van de universiteit gevierd zou zijn. Maar die tegenstelling bestaat niet. Afgezien van het misverstand in de periode 1976-2011, viert het USC lustrum door de lustra van de universiteit te vieren. Daar is geen scheiding tussen. geconstrueerd dat de Corpsvergadering in 1956 besloot het 28e lustrum van PHRM te vieren. De lustrumrector van dat jaar,
Jhr. P.A.C. Beelaerts van Blokland, bevestigde desgevraagd dat die gedachte onjuist is: “Dat zou ik nooit voor mijn rekening genomen hebben !”