Geschiedenis

 

Niet op de telefoon
 De vormgeving van dit onderdeel is gericht op de schermgrootte van een laptop, PC of grote tablet. Op een telefoon is er geen goede weergave. Sommige foto's en video's komen het mooist uit op een flat screen

  

Doorklikfaciliteit
Door een van de onderwerptitels hierboven aan te klikken, komt de lezer meteen op de betreffende paragraaf.


Voorts is er een notensysteem. Klik met de cursor op een onderstippelde passage en de noot verschijnt. Aldus:

Afbeelding_zonder_onderschrift.png
Afbeelding_met_onderschrift.png
 

Proloog

“Men kan den ernst loochenen. Het spel niet.”
Johan Huizinga, Homo ludens

Leden en reünisten zijn trots op de geschiedenis van het USC. Die geschiedenis bepaalt het heden niet, maar inspireert en kleurt het. De bronnen zijn zeer omvangrijk. Geheel onderaan staat een literatuuropgave. In die bronnen staat veel vermakelijks en wetenswaardigs. Maar er staan ook fouten en vergissingen. Sommige van die onjuistheden worden in dit overzicht benoemd.
Wat volgt, is de kortste samenvatting die enigszins recht doet aan de historie. Opmerkingen zijn welkom via  abactis@usc.nl. Hebt u het idee dat de vormgeving nog fraaier zou kunnen? Invoelbaar. Maar er schuilen wat dat betreft beperkingen in het ontwikkelplatform. Die beperkingen zijn nu al maximaal opgerekt.


Ontstaan

Een geschiedschrijving van het USC begint onontkoombaar met de geschiedenis van de Universiteit Utrecht. Die werd gesticht De Universiteit is gesticht door de Staten van Utrecht, toen de soevereine macht. De Stichtingsacte is van 16 maart 1636. Op 26 maart 1636 werd de Academie geopend, waarmee de stichting voltooid werd. Op die dag werd aan de eerste Rector Magnificus het Grootzegel uitgereikt. op 26 maart 1636 als Academia Rheno-Traiectina Rhenus is de Romeinse naam voor de Rijn, Traiectum de naam van het Romeinse Limes-fort, aan de toenmalige loop van de Rijn. Dat fort stond op de plek die nu het Domplein is. (tot in de 20e eeuw sprak men vaak ook van Hoogeschool. De termen Universiteit, Academie en Hoogeschool zijn hier dan ook synoniem). 

Mariakerk_in_Utrecht_by_Pieter_Jansz._Saenredam_1636.jpg
Utrecht in 1636, de Mariaplaats. De tekening is gemaakt op 18 september van dat jaar door de schilder Saenredam. Links ziet men de toren van de Buurkerk, rechts de toenmalige Mariakerk, afgebroken in de 19e eeuw.

De Universiteit telde bij haar oprichting vier faculteiten: Theologie, Rechten, Geneeskunde en Filosofie. Er waren zeven (!) hoogleraren. En hoewel er in 1636 één vrouwelijke student, Anna Maria van Schurman, werd toegelaten –zij volgde de colleges vanuit een loge grillée ('van achter het gordijntje') – bleef het gedurende meer dan tweehonderd jaar zo dat een student een man was. Pas in 1880 werd voor de tweede keer een vrouw toegelaten. Vanaf 1636 konden studenten in Utrecht academische en doctorsgraden behalen die door andere universiteiten van Europa werden erkend.
Vóór 1917 had iedere aankomend student kennis van het Latijn.Latijn was ook lange tijd de onderwijstaal aan de Nederlandse universiteiten. Bij de wettelijke regeling van het hoger onderwijs in 1815 bepaalde artikel 66: "De taal van welke zich de professoren in de faculteiten, met uitzondering alleen van de hoogleeraren in de Nederduitsche letterkunde en de oeconomische wetenschappen bedienen moeten, blijft bij voortduring en uitsluiting de Latijnsche;”. (“Nederduitsche” betekent hier ‘Nederlandse’.) In de Wet op het Hoger Onderwijs die in werking trad op 1 oktober 1877 bepaalde artikel 80: "De lessen worden gegeven in het Latijn of in het Nederlandsch". Latijn werd nog als eerste genoemd, maar het betreffende wetsartikel zette de deur verder open voor Nederlands als de onderwijstaal. Zeker tijdens de eerste eeuwen van het bestaan van de Universiteit ook (enige) spreek-, schrijf- en versta-vaardigheid. Daar ligt de bron van het gebruik van die taal voor namen van gezelschappen, in zinspreuken, op bullen, in installatieformules en in sommige liederen. De klassieke Romeinse schrijvers zouden het Latijn zoals dat toendertijd gebruikt werd, overigens af en toe wel merkwaardig gevonden hebben.


Met de stichting van de Universiteit ontstond er naast een docentencorps ook een studentencorps. ‘Corps’ (en ook ‘korps’) komt van het Latijnse woord corpus. Dat betekent  Beknopt Latijnsch-Nederlandsch Woordenboek , Muller en Renkema, 1928  ‘lichaam’ maar ook ‘gemeenschap’, ‘geheel’. Uit dit generieke studentencorps (met kleine letter c) ontwikkelde zich, in de mist der tijden, het Utrechtsch Studenten Corps (met hoofdletter C). Niet volgens een blauwdruk, maar met horten en stoten, steeds reagerend op ontwikkelingen. Het USC kent geen oprichtingsdaad, geen oprichters en geen oprichtingsdatum. (Bekende kreet: “De Aarde is ook niet opgericht.”) Het is ontstaan en heeft de rechtsvorm van vereniging aangenomen. En in de loop van zijn geschiedenis heeft het Corps, in grote en in kleine stappen, vaster vorm gekregen. 

De vigerende  Corpswet Door de Corpsvergadering vastgesteld op 16 mei 2019 en van kracht geworden op 29 mei 2019.  formuleert het dan (art. 3.1) Artikel 3.1: Het Utrechtsch Studenten Corps is ontstaan als de natuurlijke gemeenschap van studenten te Utrecht ten tijde van de Academia Rheno-Trajectina, gesticht op zesentwintig maart zestienhonderd zesendertig, en kent derhalve geen oprichtingsdaad, geen oprichters en geen oprichtingsdatum. (…) Het Utrechtsch Studenten Corps viert de lustra van de Universiteit Utrecht, derhalve met als ijkjaar zestienhonderd zesendertig. De eerste gedocumenteerde zodanige viering (dat jaar een Bacchus-maskerade) vond plaats in zeventienhonderd zesendertig ter gelegenheid van het honderd (100) jarig bestaan van de Academie.

En voorts:

Artikel 4.2  De Utrechtsche Studenten Sociëteit viert zesentwintig februari achttienhonderd zestien als haar Dies Natalis (Geboortedag) en viert haar lustrumdies derhalve met als ijkdatum zesentwintig februari achttienhonderd zestien.   
ook zo: “Het Utrechtsch Studenten Corps is ontstaan als de natuurlijke gemeenschap van studenten te Utrecht…” en het “…viert de lustra van de Universiteit Utrecht, derhalve met als ijkjaar 1636…”.
Dat die natuurlijke gemeenschap –in voorbije eeuwen  honderd tot een paar honderd man Schattingen op basis van gecombineerde secundaire gegevens lopen uiteen, maar er wordt vanuit gegaan dat er gedurende de hele periode tot de negentiende eeuw nooit meer dan 300-400 studenten tegelijk waren. De inschrijvingsregisters van de universiteiten in de vroegmoderne periode zijn zeer onbetrouwbaar. Voor 1786 zijn er bijvoorbeeld slechts 21 studenten ingeschreven bij de rector. Veel studenten schreven zich echter niet in bij de universiteit, maar volgden colleges bij de hoogleraren die zij apart moesten betalen. Voor Utrecht komt daar nog bij dat studenten niet zoals in andere universiteitssteden belastingvrijdom genoten op alcoholische drank (dat was in die steden soms een reden zich wel in te schrijven, maar dat voordeel gold in Utrecht niet).
L. J. Dorsman, hoogleraar Universiteitsgeschiedenis, Utrecht Universiteit, schriftelijke mededeling.
in een compacte stad–  niet meer bestaat, doet aan de ontstaansgeschiedenis niet af.

afbeelding_lustrum_affiche.png
Ook dit lustrumaffiche van 1911 wijst op de bron van de lustrumvieringen van het USC: ''Utrechtsch Studentencorps. Historische Feesten ter gelegenheid van het 55e Lustrum der Hoogeschool.'' Telt vanaf 1636.

Mijlpalen van het USC

“The past is never dead. It's not even past.”
William Faulkner

26 maart 1636: Stichting van de Universiteit.

 

1736: Ter viering van het honderdjarig bestaan van de Hoogeschool trokken “de Heeren Studenten” in een optocht met paarden (een cavalcade) door de stad. (Zie de plaat in Het Utrechtsch Studentenleven 1636-1936, bekend als de de Corpsbijbel, tegenover bladzijde 80.) Het thema van de optocht was de Romeinse god Bacchus, de god van de wijn en de dronkenschap. De deelnemers waren naar dat thema verkleed. Men ziet een oervorm van de Maskerade. Het ging om zo’n twintig studenten, maar zij werden "gevolgd van een zeer groote meenigte volks, ’t welk over d’ongewoone en fraeie vertooning zijn verwondering en genoegen betuigde".
Bacchus mag weinig serieus klinken, er werden ook penningen geslagen met een Latijnse tekst, in vertaling: De zaal der vrijheid is de tempel der wijsheid; nadat de monsters bedwongen waren, zijn de kunsten herwonnen. Dat dan weer wel. In deze lustrumviering ligt de oorsprong van de Maskerade-traditie en van de traditie om bij lustra penningen te slaan.

 
1736-1.JPG
Lustrumpenning 1736
Boeken_unversiteitsgeschiedenis_002.jpg
De Corpsbijbel

Het eerste lustrum ten aanzien waarvan melding gemaakt wordt van ‘de Maskeradecommissie’ is 1836 (Corpsbijbel, blz. 103, voetnoot).
Maar dat bij het USC de commissie die het lustrum organiseert niet suf Lustrumcommissie genoemd wordt, vindt zijn oorsprong in die Bacchusmaskerade.  

1786: Bij de viering van het 150-jarig bestaan, op 31 mei, waren de studenten naar een verslag in de Utrechtsche Courant “en corps” aanwezig. Zij organiseerden een erewacht voor "de Heeren Professoren en Curatoren" en trokken nadien in een stoet door de stad. Het grootste deel van hen te voet, gevolgd door ruim 30 man te paard. Zij droegen kokardes en linten, er was muziek, voorop droeg men een voor deze gelegenheid vervaardigd Academievaandel, nadien bewaard in het Corpsmuseum. (Van Vredenburch, Van Vredenburch vergist zich hier overigens twee maal. Hij geeft als datum voor de dag van erewacht, stoet door de stad en nadien diner in ‘Plaats Royal’ abusievelijk 30 mei en vermeldt bij zijn afbeelding van ‘Plaats Royal’,
(zijn plaat VII) verkeerdelijk 1 juni.
 blz. 46-47, Corpsbijbel, blz. 53-54). Men ziet de oervorm van de Intocht.

’s Avonds hadden de deelnemers een diner met 260 aanzittendend.w.z. dat het overgrote deel van de studenten meedeed in het toenmalige hotel ‘Plaats Royal’ in de Minrebroederstraat. De studenten hadden georganiseerd dat dit ‘logement’ met een fraaie Illuminatie was versierd.
(Daags daarna was er ook nog een academische promotie More Majorum (‘met de kap’) More Majorum betekent ‘naar de gewoonte der voorouderen’; de Nederlandse term is ‘promotie met de kap’.
Voor een beschrijving van deze, voor de hedendaagse lezer ietwat lachwekkende plechtigheid zie Van Vredenburch, blz. 199.
 van vier juridische kandidaten, waarna een feestelijke optocht van de gepromoveerden en hun paranimfen. In die optocht reden de ruiters van de vorige dag mee, een cavalcade, zie afbeelding. Het lijkt erop dat sommige andere secundaire bronnen deze cavalcade ten onrechte houden voor de essentie van de viering van het 150-jarig bestaan.) 

vaandel_lustrum_1786.jpg
Academievaandel vervaardigd voor de oervorm van de Intocht, op 31 mei 1786. In die dag ligt de essentie van de lustrumviering van dat jaar.
Afbeelding_der_illuminatie_corps_website.jpg
''Afbeelding der iluminatie ter Gelegenheid van ’t Jubilaeum van de Hondert en vijftig Jaar der Oprechting van de Utrechtsche Academie op kosten der Heeren Studenten (…) den 31 Meij 1786.''
Foto_der_Cavalcade.jpg
''Afbeelding der Cavalcade van de Heeren Studenten gehouden op den 1 Juny 1786, Op Het Oudmunsterkerkhof te Utrecht te zien''. Het Academievaandel van de vorige dag wordt wederom meegevoerd.
Grootzegel_van_Senatus_Veteranorum_Glirium_1793.jpg

1793: Optreden van de Senatus Veteranorum Glirium  Het Latijnse woord glis betekent letterlijk veldmuis of hazelmuis. (Glirium is de tweedenaamvalsvorm, meervoud.) Het lijkt in dit verband ‘rat’ betekend te hebben, ironisch gebruikt, waarbij rond 1793 de overdrachtelijke betekenis positiever was dan de huidige – meer iets van ‘gehaaide jongen’. (Latijn voor ‘rat’ is rattus of  mūs. Dat wist iedere student in die tijd. Maar er werd gekozen voor een ander woord.)
Veteranus betekent hier oud. De naam wordt wel vertaald als 'De Senaat van oude rotten' (waarbij bedacht moet worden dat ‘rot’ een, nu verouderde, woordvariant van ‘rat’ is). Dat dit de vertaling is, is te sterk uitgedrukt. Een vertaling uit de tijdsperiode van het bestaan van deze senaat is er niet. Daar was geen behoefte aan. ‘Iedereen’ beheerste Latijn.
 (voor de betekenis van Glirium, klik met de cursor op de onderstippelde passage), de eerstede eerste, blijkens een verklaring van de Academische Senaat van 9 januari 1818. Utrechtse groensenaat die aankomende studenten die groentijd gelopen hadden, installeerde tot 'doctor'. Oftewel opnam "intra numerum sodalium" (Corpsbijbel blz. 72), dat is: ‘binnen de rij der leden’ van het Utrechtsch Studenten Corps.

Het Grootzegel van de Senatus Veteranorum Glirium. De zinspreuk luidt: “Quo non nocet arripe” te vertalen met ‘Zó, dat het niet schaadt, grijp het !’ De afbeelding toont een knaagdier dat door de tralies het spek uit een openstaande val grijpt, dus zonder dat het hem schaadt. Op de achtergrond is de stadswacht De stadswacht?
Bedacht moet worden dat deze Senaat groenen installeerde tot ‘doctor’ en wel tot ‘doctor artium liberalium’ (in de vrije kunsten). Deze ‘kunsten', drie in getal, waren: ten eerste "virgines amplexu tenere" (jonge vrouwen omarmen), ten tweede "ampullas vini ebibere” (flessen wijn uitdrinken) en ten derde "fenestras jactibus destruere" (ruiten inwerpen). (Corpsbijbel, blz. 73 en 377.) Een verband tussen die laatste kunst en de afbeelding van de stadswacht is aannemelijk.
in actie.


Datering ontstaan USC
De Corpsbijbel maakt het terechte punt (blz. 41): “Ontgroening heeft geen zin indien dengene die zich daaraan onderwerpt niet de opneming in een anders voor hem ontoegankelijken, maar toch begeerenswaardigen kring in het vooruitzicht gesteld wordt.” Inderdaad. Met genoemde installatie door de Senatus Veteranorum Glirium is het generieke studentencorps (zie paragraaf Ontstaan) onmiskenbaar tot een vereniging geëvolueerd. Maar er kan ook gedacht worden dat eerdere manifestaties reeds duiden op het ontstaan zijn van een vereniging. Bijvoorbeeld de lustrumviering van 1786 of de ontvangst van Prins Willem IV in 1747 Het jaar van het einde van het Tweede Stadhouderloze Tijdperk in Holland, Utrecht, Zeeland en Overijssel. De nieuwe stadhouder werd in de stad Utrecht plechtig ontvangen en ingehuldigd. Daarbij speelde de gemeenschap van studenten een belangrijke rol. (Corpsbijbel blz. 48-52). Het ontstaan van het USC ligt nu eenmaal in de mist der tijden. Ook de Corpsbijbel (blz. 41) houdt zich wat dit punt betreft op de vlakte: “… in den loop van de achttiende eeuw … Zoowel het begrip Senaat als het begrip Corps beginnen zich af te teekenen."



Aanvankelijk kende de aanduiding Utrechtsch Studenten Corps meerdere spellingsvarianten Zoals ‘Utrechtsche Studentencorps’ en ‘Utrechtsche Studenten-Korps’ en werd die nog niet consequent gebruikt. Door die installatie werd de student ‘ontgroend’ d.w.z. hij was daarna niet meer ‘groen’.
Deze Senaat In de geschiedenis van buitenlandse corpora als Leiden en Amsterdam spelen elkaar beconcurrerende groensenaten en uiteindelijke vereniging onder het Collegium respectievelijk den ISSA een grote rol. Een zodanige concurrentie speelde in Utrecht niet. Wel was er, zoals verderop besproken, een experiment met twee ‘broedersenaten’ (1831-1848) en voorts een splitsing, gevolgd door een hereniging (1855-1860).  werd door de Academische Senaat gezien als de vertegenwoordiger van alle studenten en was het eerste niet-tijdelijke college van studenten dat zich tegenover het corps van gezamenlijke studenten kon laten gelden (Corpsbijbel blz. 68-75).

1811: De Universiteit gedegradeerd tot ‘école secondaire’ (ons land maakte toen deel uit van het Franse Keizerrijk).

1812: De Senatus Veteranorum Glirium onder de Franse machthebbers ontbonden. Aan dat bewind kwam spoedig een eind – op 1 december 1813 werd de Prins van Oranje uitgeroepen tot Soeverein Vorst, als Willem I.

 

11 februari 1814:   Een besluit van het Stadsbestuur van 4 december 1813 tot herstel van de Universiteit, werd op 11 februari 1814 door de Soeverein Vorst ondertekend. (Corpsbijbel, blz. 87-88). Soms leest men 1813 vermeld als jaar van herstel.    Herstel van de Universiteit door Willem I. Door dit herstel ontstond het vooruitzicht dat er weer normaal gestudeerd kon worden. 

26 februari 1814: Als reactie op dat perspectief: oprichting door 5 oud-Glires en een zesde student, Van Vredenburch, blz. 124
Glires is de eerstenaamvalsvorm van Glirium. Zie ook de eerste noot bij 1793.
van het college dat of Senatus Veteranorum of Rector et Senatus Veteranorum genoemd wordt (veteranus was in die tijd het woord voor een bepaald type ouderejaarsstudent, hier in die betekenis gebruikt). De oprichters hadden kunnen besluiten tot herstel van de Senatus Veteranorum Glirium, doch zij kozen een andere weg. Maar men kan wel oordelen dat de toorts die in 1793 werd ontstoken, door de nieuw opgerichte Senaat werd opgenomen. Die Senaat koos tot zinspreuk: “Misce stultitiam  Horatius had hierbij niet een alcoholische  stultitiam op het oog.  consiliis brevem, dulce est desipere in loco” (Horatius Horatius schreef 4 boeken met Oden (Carmina), deze werken worden beschouwd als een hoogtepunt in de Romeinse lyriek. De zinspreuk komt uit het vierde boek, twaalfde ode (De vaste wijze van noteren is Od. 4, 12. De Corpsbijbel vermeldt, pagina 89, abusievelijk Od. 12, 4. Ook is de daar gegeven vertaling niet sterk.) ) dat is ‘Meng een korte zotheid in uw beraadslagingen, het is zoet om te rechter tijd locus betekent naast ‘plaats’ o.a. ook ‘tijd’; in loco betekent ‘te rechter tijd’. (Beknopt Latijnsch-Nederlandsch Woordenboek , Muller en Renkema, 1928)  dwaas te doen’. (Of vertaald naar een eigentijds register: 'Doe ff een geintje in je meeting, het is vet om soms even maf te doen.') Ook dit college nam het bestuur van het Utrechtsch Studenten Corps op zich en trad op als groensenaat.
De honoraire leden vormen met de in functie zijnde senatoren het gezelschap Senatus Veteranorum.

doorlopende_penning1814.png
Een oude draagpenning van de Senatus Veteranorum. Aan de voorzijde het wapen van de Senatus Veteranorum met de zinspreuk zoals gevoerd van 1814 tot 1848. Een jonge Bacchus, slechts omgord door een druivenrank, reikt Pallas Athene/Minerva een kelk.


26 februari 1816: Ter gelegenheid van zijn tweejarig bestaan richtte de Senatus Veteranorum, binnen het USC, een  subvereniging De Corpsbijbel behandelt de USS PHRM dan ook als een van de Corpsgezelschappen (blz. 237, 239).  op. Op genoemde datum werd de Utrechtsche Studenten Sociëteit  geopend Een eerste “Reekening van Ontvang en Uitgaaf” dateert van 29 januari 1816, dan reeds hebben 56 leden contributie betaald (Corpsbijbel, blz 243). De dag van de feitelijke opening is immer als de Dies Natalis beschouwd. . Wanneer de Sociëteit haar zinspreuk aannam, staat niet vast. In ieder geval in 1822 Van Vredenburch verwijst (blz. 149, voetnoot 1) naar een aan de geschiedenis van de sociëteit gewijd artikel in Minerva, een overwegend 'Utrechts' studentenblad, van 12 februari 1891. Daar staat geschreven: “Of de societeit reeds dadelijk P.H.R.M. is genoemd, vinden we niet vermeld; echter evenmin dat later die naam is aangenomen. Eene wet uit 1822 draagt voor ‘t eerst die naam, of liever die zinspreuk, want nog thans is de eigenlijke naam onzer kroeg: Utrechtsche Studenten-Societeit onder de zinspreuk: Placet Hic Requiescere Musis." (Een enkele kennelijke spelfout in het Minerva-artikel werd hier gecorrigeerd.) wordt het Placet Hic Requiescere Musis gebruikt. De spreuk is te vertalen als ‘Het behaagt de muzen hier te rusten’ (musis opgevat als dativus), maar ook als ‘Het behaagt hier te rusten van de muzen (de studie)’ (musis opgevat als ablativus). De zinspreuk werd tot naam. PHRM was aanvankelijk gevestigd bij Coops in de Servetsteeg.

Het USC had in die tijd zozeer vaster vorm aangenomen dat oprichting van een sociëteit kon slagen. (Rond 1800 was vanuit het USC de sociëteit ‘Bij Bart’, later ‘Concordia’ geheten, opgericht doch die was na enige tijd geïmplodeerd.)
Het USC en de USS PHRM zijn verschillende entiteiten – gedurende meer dan 50 jaarIn 1868 werd bepaald dat een Corpslid automatisch Sociëteitslid werd. In 1873 werd die regeling weer afgeschaft. Nog weer later kwam het opnieuw tot een automatische combinatie van de twee lidmaatschappen. na de oprichting van PHRM kon men Corpslid zijn zonder Sociëteitslid te zijn (Corpsbijbel, blz. 163 en 245). Sterker nog, er was aanvankelijk een gestreng ballotage-systeem. Vooral in de eerste jaren zijn de gedeballoteerden legio (Corpsbijbel blz. 245). Uiteraard kwam in die tijd het Corps dan ook niet bijeen in het gebouw waar PHRM gevestigd was. Corpsvergaderingen en Publieke Senaatsvergaderingen vonden elders plaats, bijvoorbeeld in het Maliehuis (Van Vredenburch, blz. 134) of in het Groot-Auditorium (Corpsbijbel, blz. 126).

PHRM werd, van februari 1816 tot in oktober 1969, geleid door de 'Commissie van Bestuur van de Utrechtsche Studenten Sociëteit PHRM', ook bekend als de Kroegcommissie. De eerste Commissie, in februari 1816, bestond uit vier man, van wie drie senatoren-oprichters.

1823: Publicatie van de eerste Almanak voor de Studenten aan de Akademie te Utrecht. Deze eerste almanak en die voor het jaar 1824 werden samengesteld door ene J. Scheltema, die  daartoe “door eenige studenten uitgenoodigd” was. Scheltema was griffier bij het Militair Gerechtshof. Geen student dus. Het voorwoord bij de Almanak voor 1823 is gedateerd op  24 januari van dat jaar. Nadien verscheen steeds de almanak voor een bepaald jaar aan het einde van het voorafgaande jaar. Bij de Almanak voor het jaar 1825 trokken de studenten de zaak naar zich toe. De samenstellers zijn aanvankelijk anoniem. De Almanak van 1834 meldt voor het eerst de namen van de leden van de “Commissie ter redactie van den Almanak”.
Eind 1940 verscheen de Almanak voor 1941, de 119e jaargang. In juli 1941 werd het USC door de Duitse bezetter ontbonden. Geen USC-almanakken voor 1942-'45. De Almanak voor 1946 werd geteld alsof er geen onderbreking had plaatsgevonden, “124e jaargang”. Wat er van de redelijkheid van die wijze van tellen ook zij, dit werd voortgezet. Almanak voor 1965, 143e jaargang. De Almanak voor 1966 werd -foutief- opnieuw geteld als de 143e jaargang. Jarenlang waren redacties zich kennelijk niet bewust van deze vergissing. Zij keken naar de vorige almanak en telden er één bij op, tot en met de Almanak voor 2022, abusievelijk geteld als de 199e. De redactie  van de Almanak voor 2023 was wel op de hoogte van genoemde telfout. En koos ervoor die te continueren: ‘200e' jaargang. Binnen het gehanteerde systeem is het in werkelijkheid natuurlijk de 201e jaargang.
Immers: 1823 1e, 1923 101e, 2023 201e.
 


Perspectief op de ontwikkelingen van 1831 en van 1848: Er is wel gedacht dat er vóór 1831 geen theologiestudenten konden worden geïnstalleerd. Maar de Senatus Veteranorum Glirium installeerde studenten van alle faculteiten, ook van de faculteit Theologie. (Van Vredenburch, blz. 219, 220). En ook vóór 1848 installeerde de Senatus Veteranorum ‘theologanten’. Eveneens stond het lidmaatschap van het oudste Corpsgezelschap, PHRM, Corpsbijbel blz.245. voor hen open. En het kwam voor dat er een  theologiestudent lid was van de Senatus Veteranorum. Constitutie Senatus Veteranorum  Toch hadden de toekomstige dominees een afwijkende positie binnen het USC.Daarin speelde een rol dat, in een tijd van orthodoxie, de gemiddelde theologiestudent andere godsdienstige, en in het kielzog daarvan heel andere maatschappelijke en persoonlijke opvattingen had dan de gemiddelde student aan een van de andere faculteiten.  In overleg met en met instemming van de Senatus Veteranorum kwam het tot:

1831: Oprichting van een aparte groensenaat voor theologiestudenten, de Senatus Theologorum. Die oprichting moet gezien worden in het licht van het feit dat het USC voortdurend aan experimenten deed en doet.

Er is altijd een vriendschappelijke samenwerking tussen de beide senaten geweest, reeds in 1833 geformaliseerd in het zogenoemde ‘Collegium Praesidum’, later ‘Collegium Praesidiale’ geheten. Er was sprake van twee ‘broedersenaten’ die gezamenlijk leiding gaven aan het corps van Utrechtse studenten.

1848: Na zeventien jaar voegde, in de beeldspraak van Van Vredenburch Van Vredenburch, blz. 126, het afgetakte zijriviertje, de Senatus Theologorum, zich weer bij de hoofdstroom, de Senatus Veteranorum.  Op 22 mei 1848 werd het samengaan van beide senaten in gang gezet Op die dag werd een voorstel daartoe van de Senatus Veteranorum door zijn “doctoren” (=corpsleden) met overweldigende meerderheid aanvaard. Overleg over de verdere procedure en over de nieuwe wet volgde. De installatie van de eerste gefuseerde senaat vond plaats op 19 juni 1848 in het Groot-Auditorium (= de Aula) van de Universiteit. . Bij dit samengaan maakte de Senatus Veteranorum de zinspreuk van de Senatus Theologorum tot de zijne: “Amicorum consensus virtutem alit gaudiumque” dat is ‘Der vrienden eendrachtIn dit zinsverband is ‘eensgezindheid’ niet een goede vertaling van consensus. Er is in het USC ruimte voor vele gezindheden. Die geven ‘eendracht’ (woordenboekbetekenis: het samenwerken en -leven zonder dat geschillen de overhand krijgen) juist diepte en kleur. We zingen dan ook niet:
‘…  dan houdt er d’eensgezindheid stand’.
voedt de deugd en de vreugde’."Vreugde is een ernstige zaak, die niet lichtvaardig verwaarloosd mag worden. Vreugde is geen lichtzinnigheid, geen lolbroekerij, zij is de kleine zuster van het geluk.”, dixit de honorair senator C.R.C. Wijckerheld Bisdom in 1976 in zijn beantwoording, namens de reünisten, van de rede waarmee de toenmalige Rector zojuist het Lustrum  geopend had. 

Almanak_voor_het_jaar_1823.jpg
Almanak voor het jaar 1823
Draagpenning.png
Draagpenning van de Senatus Veteranorum vanaf 1848. Aan de voorzijde het Senaatswapen, nu met de zinspreuk ''Amicorum Consensus Virtutem alit Gaudiumque''. Bacchus is niet meer zo onbeholpen afgebeeld als op de penning van 1814.
grolmanzwartpng.png
Senaatsschild. Er zijn links-rechtsgespiegelde vormen van het wapen in gebruik.

Dit samengaan staat bekend als de Vereeniging der Wetten, en wel de wetten van de beide senaten.

Uit de bronnen krijgt men de indruk dat rond de periode van twee senaten gevolgd door vereniging, theologiestudenten een meer reguliere positie binnen het USC gingen innemen. 

Als opgemerkt in de paragraaf Ontstaan, heeft het USC in de loop van zijn geschiedenis, in grote en in kleine stappen, vaster vorm gekregen. Daarbij verschoof ook de rol van de Senaat. De Senatus Veteranorum Glirium was vooral een groensenaat, daarbij vergeleken was zijn bestuurlijke rol bescheiden. Vaster vorm van het USC en een toenemende bestuurlijke rol van de Senaat zijn twee samenhangende bewegingen, twee kanten van een-en-dezelfde medaille. Vooral in de decennia na 1848 werd de bestuurlijke rol van de Senaat groter.

Er is wel gedacht en geschreven, ook van USC-zijde, dat 22 mei 1848 als het begin van het USC gezien moet worden Zo is  ook, gedurende een periode, 1848 als oorsprongsjaar van de Senaat gezien. Nadat in 1839 het 25-jarig bestaan herdacht was (telt vanaf 1814), gebeurde dit in 1873 opnieuw (telde, ten onrechte, vanaf 1848). In ieder geval in 1914 had men zich herpakt. Toen werd, historisch correct, het eeuwfeest van de Senaat gevierd. (Van Vredenburch, blz. 125-126). Die gedachte is een overschatting van de betekenis van het experiment met de twee broedersenaten en een fatale onderschatting van het studentenlichaam zoals dat zich vanaf de 18e eeuw tot 1848 reeds ontwikkeld had. Zie ook het kader bij 1793.

Senaten hadden aanvankelijk wisselende aantallen leden, de senaat die in 1848 aantrad, bestond uit 12 man. Verspreid over het jaar vonden er wisselingen plaats van functie of van individuen. In 1874 komt er orde in. Vanaf dat jaar wisselde de Senatus Veteranorum in principe eenmaal per jaar in zijn geheel en bestond deze, tot in 1969, uit vijf man.

11240da3b0654b82ab75282946772a4f.jpg
De Senaat die in 1877 aantrad, was de eerste die een ‘photographie’ heeft laten maken. Achter de stoel van de Rector het Corpsvaandel, aangeboden in 1867.


1855: Afsplitsing van een deel van het USC. De afgescheiden leden vormden een nieuwe vereniging,Voor de vermakelijke details: Corpsbijbel blz. 136-144, Placet Hic Requiescere Musis 1816-2016 blz. 15-19. Mutua Fides. In 1860 vond hereniging plaats.

1864: Eerste uitgave van de Vox Studiosorum.Vertaald: 'De Stem der Studenten'. De Vox begon als een landelijk studentenblad, met redacties in Leiden en Utrecht en met correspondenten, later ook wel redacties, in andere steden. In 1893 gooide de Leidse redactie het bijltje erbij neer. De Utrechtsche redactie ging een tijdlang door met een landelijk blad. Maar geleidelijk werd de Vox een Utrechts tijdschrift en de periodiek van het USC. In 1912 werd het tevens het blad van de UVSV.

1901: De sociëteit PHRM betrekt het huis dat aan ’t Janskerkhof ligt, het geliefd Geel Kasteel. Op 23 april van dat jaar werd het gebouw ingewijd, met o.a. een muzikaal matineeprogramma en een diner.

UU304.jpg
Janskerkhof 14 in 1901
Jaco_98-03.jpg

1910: Oprichting Utrechtsche Jongelieden Zangvereeniging Coers’ Lied.

coers1.png
Het platbeeld van Frits Coers in het Academiegebouw.


F.R. Coers Frzn. (1868-1937) Voor meer informatie zie de Corpsbijbel blz. 343-347 en kijk op nl.wikipedia.org
Op het platbeeld van Coers in het Academiegebouw en ook in sommige publicaties over hem, staat als diens geboortejaar 1870. Het hier vermelde 1868 is gebaseerd op de geboorteadvertentie in de Javabode in april 1868 en op de Nederlandsche Staats-Courant van 7 & 8 augustus 1887, blz. 2 (vermelding, met opgave van geboortedatum, van het behalen van het Staatsexamen).
, of Frits den Mensch, een door hem wel gebruikte  nom de plume, verschooning, pennenaam, liep groentijd in 1887 en was lid van het USC tot 1930 (d.w.z. gedurende 43 jaar). Hij studeerde Geneeskunde, maar wijdde zich tevens en nadrukkelijk aan het bevorderen van het Nederlandsche Lied en van de Groot-Nederlandsche Gedachte. Op de sociëteit entameerde hij ‘zangborrels’ en ‘bierjolen’ waarbij de liederen weerklonken. “Door het bier tot het lied !” was een van Coers’ motto’s, een motto dat hij echter niet bij zang buiten PHRM liet gelden. Hij behaalde zijn semi-artsexamen, maar daarna legde hij de medische studie neer. Wel bleef hij ingeschreven als student. Zijn Opus Magnum is het vierdelige Liederboek van Groot-Nederland (vanaf 1897). Er bestond in het USC al een zangtraditie, maar Frits Coers maakte het Utrechtsch Studenten Corps waarlijk tot een zingend studentencorps.

 


1931: Opening van het Corpsmuseum op de zolder van PHRM.

 1940: PHRM door de Duitse bezetter gevorderd (juli) en in gebruik genomen als commandopost van het Duitse leger. Het USC en de vereniging Utrechtsche Studenten Sociëteit PHRM vestigden een noodsociëteit in een toevallig leegstaande herensociëteit, Tivoli geheten, in een gebouw hoek Wittevrouwensingel-Nachtegaalstraat.

 1941: Op 24 juni houdt Rector Senatus Veteranorum in de Domkerk zijn Lustrumrede, een rede met een onmiskenbaar anti-Duitse strekking. (Voor meer informatie over dit gedenkwaardige lustrum, zie hieronder in de lijst van lustra en zie Het Utrechtsch Studentencorps 1936-1986, blz. 36-40.) In juli werden het USC, de USS PHRM  en andere studentenverenigingen door de Sicherheitsdienst verboden en ontbonden. ‘Vuile Beekman’ trad op als liquidateur. Er werd nadien geprobeerd – clandestien – het corpsleven zoveel mogelijk te laten doorlopen, waarbij de benaming Utrechtsch Studenten Corps en  rechtstreekse betrokkenheid van de Senaat vermeden werdenWel stelde de Senaat op 5 februari 1942 het 'Consilium' in, als college dat leiding moest geven aan de groep van studenten die deel uitgemaakt had van het nu ontbonden USC. Het Consilium heeft deze taak een jaar kunnen uitvoeren, nadien nam een tweemanschap die opdracht op zich. (Het Utrechtsch Studenten Corps 1936-1986, blz. 43-46). Bij de installatie in de herfst van 1941 werden de novitii door honorair senatoren maar in aanwezigheid van de Senatus Veteranorum geïnstalleerd in “de natuurlijke gemeenschap van Utrechtse studenten”. Met deze benaming werd rechtstreeks teruggegrepen op de oorsprong van het USC.

foto_bunker.png
De Wehrmacht bouwde een bomvrije commandobunker aan de achterzijde van PHRM in de tuin/binnenplaats van de sociëteit. Het bovengrondse gedeelte van deze bunker werd in 1960-61 opgeblazen en gesloopt. Nu staat o.a. Woolloomooloo op deze grond.

1945: Op maandag 7 meiIn Het Utrechtsch Studenten Corps 1936-1986, blz. 55, wordt maandag 8 mei, een dat jaar niet bestaande datum, genoemd als dag van Van Rhijns actie. De datum van het binnentrekken van de geallieerde troepen staat vast. Ook dat Burgemeester Ter Pelkwijk vroeg in de ochtend van 7 mei opdracht gaf om vanaf 11:30 uur de klokken te luiden. Gezien Van Rhijns verslag: “…Om half twaalf begonnen de klokken van de Dom te luiden, ten teeken dat de stad nu werkelijk was bevrijd”, betrad hij op 7 mei PHRM., de dag dat Britse en Canadese troepen de stad Utrecht binnentrokken, zette de honorair senator Th. van Rhijn , praeses van de Corpscommissie 1945, als eerste weer voet in PHRM. Hij was uit Haarlem komen fietsen. Deze Corpscommissie (van een geheel andere aard dan de diverse ‘gewone’ corpscommissies die er krachtens de Corpswet bestaan) was een in 1944 opgericht ad hoc-orgaan met als doel herstel naar een normale situatie te bewerkstelligen. Van Rhijn werd hoffelijk ontvangen en rondgeleid door de Duitse commandant. De praeses noteerde: “De ravage was groot (…) Soldaten hingen er rond, aten wat, wachtten op de ontwapening. Boven waren alle kamers als slaapgelegenheid ingericht. (…) Alles was vies en vuil. Al het moois van vroeger was eraf. (…) De stank was onverdraaglijk."

Maar de Sociëteit ging weer open, officieus op 7 juni, op 7 augustus officieel (Het Utrechtsch Studentencorps 1936-1986, blz. 67.) Op 14 juli werd de Corpscommissie 1945 gedechargeerd en een nieuwe Senaat geïnstalleerd door de Senaat die eind 1940 was aangetreden. In een proclamatie van 30 juli werd gesproken over de “herrijzing” van het USC dat “vanzelfsprekend nooit opgeheven doch slechts gekneveld en uitgeplunderd werd”.

 1959: Aankoop door de USS PHRM van de panden aan de Boothstraat

1962: Opening, door Prins Bernhard, van de Nieuwbouw aan de achterzijde van het Gele Huis.

1965: Oprichting Stichting Utrechtse CorpsHuizen (de SUCH) 

Perspectief op het besluit van 1969: Ruim 140 jaar had een systeem goed gewerkt. Rector et Senatus Veteranorum bestuurden de vereniging het Utrechtsch Studenten Corps. De Commissie van Bestuur leidde de vereniging USS PHRM.  Commissarissen waren veelal derdejaars; senatoren vierde-, vijfde- of zesdejaars. Er waren niet zelden mensen die na een commissiejaar toetraden tot de Senaat. Dat droeg bij aan wederzijds begrip en goede samenwerking. Begin jaren ’60 stopte die praktijk van zowel Commissie als Senaat doen. Geleidelijk groeide er een tegenstelling tussen Senaat en Commissie en ontstonden er meningsverschillen over de te volgen koers. En dat in een moeilijke fase – in zijn boek Placet Hic Requiescere Musis geeft Hegener op goede gronden zijn hoofdstuk 7 tot titel: “Het Corps in crisis (1964-1974)”. Die tegenstelling en die meningsverschillen leidden tot bestuurlijke verlamming. Mede op grond van het advies van een Commissie van Goede Diensten, bestaande uit alom gerespecteerde reünisten, werd besloten tot:

1969:  Samengaan De Honorair Commissarissen werden hierbij honoraire leden  van de Senatus Veteranorum. van de Senatus Veteranorum en de Commissie van Bestuur van de USS PHRM. Hierbij nam de Senaat de taken van beide organen op zich en ging het aantal leden van de Senaat van 5 naar 7.

1970: Opening van discobar Woolloomooloo. In dat jaar werden ook het ‘kaalscheren’ Het “een stoppelveld van jeugdig gras” uit het PHRM-lied wijst op het terug-groeien van haar op de kale schedels van de jonge eerstejaars.   (ingevoerd in 1874) en de groentijd afgeschaft  Nog op 8 mei 1969 was een voorstel van de Senaat tot een groentijd nieuwe stijl, met afschaffen van het kaalscheren, door de Corpsvergadering met ruime meerderheid verworpen. De Senaat trad af en er trad een interim-senaat aan. (Placet Hic Requiescere Musis 1816-2016, blz. 107-110, Het Utrechtsch Studenten Corps 1936-1986, blz. 124-127). en vervangen door een Kennismakingstijd (KMT) ‘op voet van gelijkheid’.

Woollomooloo.jpg
Hare Majesteits Eerste Discobar de Woolloomooloo

Perspectief op het besluit van de Corpsvergadering  van maart 1972: In de woelige jaren daaraan voorafgaand kampte het USC met problemen als inzichzelfgekeerdheid, teruglopende ledenaantallen, moeizame senaatsvorming en onzekerheid  over welke richting het uit moest. Door een deel van de leden werd de oplossing gezien in een fusie van het USC met de U.V.S.V. en/of de N.V.V.S.U., toen nog twee aparte verenigingen. Het waren jaren van levendige discussies in de zaal en in de  Vox, dikke beleidsstukken, ‘hearings’ en wilde plannen. In Groningen, Wageningen, Amsterdam en Leiden liep er een fusietraject of was dat traject afgerond. Geen van de opvolgende Utrechtse senaten zag zodanig heil in een fusie dat hij een  fusievoorstel aan de leden voorlegde.

1972: Op 9 maart vond een Corpsvergadering plaats waarin, zoals tevoren geagendeerd, het lid Ausems een pro-fusie motie indiende. Na een episch debat werd deze motie verworpen – 133 stemmen voor, 220 tegen. Het is opmerkelijk hoe daarmee de fusiediscussie compleet verdween. J.F.L. Blankenberg, als hoofdredacteur van de Vox en als Vice-ab Actis van de Senaat 1970-1971 een spraakmakend voorstander van fusie, verklaarde in 2016:  “Ik vind het best leuk dat het niet is doorgegaan. Als ik daar zo binnenloop…het lawaai, het verschaalde bier op de vloer…Ik ben blij dat het er nog is.” (Voor meer details over de discussies van die tijd: Het Utrechtsch Studenten Corps 1936-1986, blz. 130-136 en Placet Hic Requiescere Musis 1816-2016, blz. 99-127.)

Ook geschiedde het in dit jaar dat het lidmaatschap werd opengesteld voor HBO-studenten.

2005: Samengaan van de Senaat met de Aedilaatscommissie, een corpscommissie die sinds 1988De aedilaatscommissie was in 1973 begonnen als een senaatscommissie waarvan de leden de Senaat op parttime-basis bijstonden in de zaalbezigheden. naast de Senaat ook fulltime in de Sociëteit actief was, o.a. bij de exploitatie van het horeca-gedeelte en het stimuleren van het zaalleven. Het aantal leden van Rector et Senatus Veteranorum  ging hierbijZij die tussen 1988 en 2005 zitting hebben gehad in de Aedilaatscommissie werden hierbij Honorair Commissaris en honorair lid van de Senatus Veteranorum. van 7 naar 9.

xx1W8A7915.jpg
De zittende Senaat. Achter de stoel van de Rector het Corpsvaandel.

2011: Oprichting van het Gezelschap ter Exploitatie en Realisatie van Utrechtse-corpshuizen (het G.E.R.U.)

 2012: Oprichting van de  USC Scholarship Foundation . Deze stichting verstrekt studiebeurzen aan leden van het USC die een bijzonder studie- of onderzoeksproject willen uitvoeren. Het fonds wordt gevuld o.a. door bijdragen van reünisten en door het USC.

 2022: De geheel vernieuwde en verbouwde Katzaal in gebruik genomen. {Deze ruimte was van 1901 tot 1962 de 'Eetzaal’. Met het openen van de de nieuwbouw in 1962 werd daar de ’Nieuwe Eetzaal’ in gebruik genomen. De eerstgenoemde ruimte werd nu aangeduid als de ‘Oude Eetzaal'. In 1972 kwam hier 'Tejater (sic) Kikker'. Bezoekers van Kikker gebruikten de ingang van Woolloomooloo. Nadat Kikker zich losmaakte van het USC en verhuisde, werd het deel aan de raamzijde een bar, Bar Katmandu. Het deel aan de gangzijde werd aangeduid als de Katzaal. Bij de verbouwing werd de muur tussen de Katzaal en Bar Katmandu gesloopt.} In de vernieuwde, vergrote Katzaal kunnen ouderejaars leden bijeenkomen in een net wat andere sfeer dan in de Conversatiezaal.



UniversiteitsvaandelUSC.jpeg
Het Universiteitsvaandel van het USC. In overeenstemming met artikel 3.2 van de Corpswet, is de zon afgebeeld met 16 stralen.

Dies Annalis van het USC

Het USC heeft geen aanwijsbare Dies Natalis (geboortedag), zoals PHRM die heeft met 26 februari 1816. De keuze voor de dag die gevierd wordt als Dies Annalis (jaardag) van het USC, zoals vastgelegd bij opeenvolgende herzieningen van de Corpswet, heeft in de loop van de eeuwen herhaaldelijk gewisseld. Zowel 26 februari 1814 (oprichting Senatus Veteranorum) als 22 mei 1848 zijn als inspiratie gezien. Nu ligt reeds vele jaren de keuze vast op 22 meiCorpswet art. 3.5: Het Utrechtsch Studenten Corps heeft tweeëntwintig mei gekozen als Dies Annalis (Jaardag), ter herinnering aan de Vereeniging der Wetten van de Senatus Veteranorum en de Senatus Theologorum op tweeëntwintig mei achttienhonderd achtenveertig. (…), ter herinnering aan de Vereeniging der Wetten.


 

Corpsmuseum

In 1912 nam de Rector Magnificus, de reünist Prof. Dr. A.A. Nijland, het initiatief tot het oprichten van een Historische Commissie met als doel het erfgoed van het Corps veilig te stellen. Later werd een Vereeniging tot instandhouding en uitbreiding van Het Corps-Museum opgericht (Van Vredenburch, blz. 146-147). In 1931, in de aanloop naar het lustrum Cortez, vond er een verbouwing plaats van de zolder van PHRM en werd het Corpsmuseum hier gevestigd. In 1985 volgde de oprichting van de Stichting Corpsmuseum en Archieven van het Utrechtsch Studenten Corps; deze stichting werd eigenaar van de gehele collectie.
Die bestaat uit tienduizenden voorwerpen als vaandels, maskeradekostuums, schilderijen, prenten, almanakken, foto’s, menukaarten en penningen. Met de opening in 2005 van de nieuwe depotruimte van het Universiteitsmuseum op de Uithof kreeg ook de collectie van de Stichting een permanente bewaarplaats.
Er loopt momenteel een project van digitaliseren, beschrijven en online ontsluiten van de fotocollectie, meer dan 25.000 foto’s waarvan 4.500 uit de 19e eeuw. Deze foto’s geven een beeld van de activiteiten van studenten, hun vertier, het verenigingsleven en de verhouding met de Universiteit en de stad. Qua omvang, kwaliteit en historisch perspectief is de collectie uniek in haar soort.


 

De sociëteit PHRM, Vereniging en gebouw

“We shape our buildings and afterwards our buildings shape us. ”
Winston Churchill

Zie ook de paragraaf Mijlpalen, bij 1816.
In de 18e en 19e eeuw ontmoetten studenten elkaar in koffiehuizen en rond tappunten. Uiteraard deden ze dat. Maar was het niet logischer één voorkeursplek te creëren? Ja, natuurlijk !
Zo werd in 1816 de Utrechtsche Studenten Sociëteit opgericht. De eerste 85 jaar huisde die Vereniging in gebouwen met een andere naam. De eerste locatie was het koffiehuis van J. Coops in de Servetsteeg. In 1819 verhuisde de Sociëteit naar het koffiehuis van Klanck aan het Domplein, toen Munsterkerkhof geheten. In 1840 verkaste PHRM opnieuw, nu naar het etablissement van Rikkers, aan ’t Wed. De opvolgende eigenaren waren ook de uitbater.  In 1858 huurde de Vereniging In 1878 ging de Commissie van Bestuur over tot het zelf exploiteren van het gebouw. een heel pand, koffiehuis ‘Het Metalen Kruis’, wederom gelegen aan het Munsterkerkhof. Hier zou de Sociëteit tot 1901 blijven. Wel werd in 1882 voor de toen zeer aanzienlijke som van 50.000 gulden een pand aan de Mariaplaats gekocht met het idee PHRM daar te vestigen. Er waren echter zorgen dat het gebouw te klein zou zijn. Een noodzakelijke verbouwing zou zeer kostbaar worden en het lukte niet het benodigde bedrag geheel bij elkaar te brengen. Gelukkig maar. In 1897 werd op een stampvolle Sociëteitsvergadering (= de ledenvergadering van de USS PHRM) “onder donderend gejuich” besloten een stuk grond aan het Janskerkhof te kopen. Het gebouw aan de Mariaplaats werd verkocht. Aan het Janskerkhof verrees de geniale schepping van de architect A.H. Zinsmeister.
Het gebouw vertoont zowel qua indeling als in de strakke vormgeving sterke overeenkomsten met de Beurs van Berlage. Beide hebben trekken van een gesamtkunstwerk: de talloze decoraties vormen één geheel met de architectuur. Zie ook het boek Het Gele Huis. PHRM is stilistisch gezien niet makkelijk te plaatsen. Er zijn Jugendstil-kenmerken in te ontdekken maar het wordt ook beschouwd als een voorbeeld van een bouwstijl die het rationalisme genoemd wordt.
Het nieuwe sociëteitsgebouw werd in 1901 betrokken. De vereniging, voluit, de "Utrechtsche Studenten Sociëteit onder de zinspreuk Placet Hic Requiescere Musis” huisde nu, voor het eerst, in een gebouw met de naam, voluit, "Utrechtsche Studenten Sociëteit Placet Hic Requiescere Musis”. (Een gebouw heeft geen zinspreuk.) Het USC betaalde aan de USS PHRM een symbolische huur van 1 gulden per jaar voor het gebruik van de Senaatskamer.
Een glas-in-lood afbeelding boven de doorgang naar het Gezellige Zaaltje beeldt, als herinnering, Het Metalen Kruis af. In 1913 werd het voormalige sociëteitsgebouw aan het Munsterkerkhof afgebroken. De twee natuurstenen poorten werden daarbij gespaard. In 1935 werd er een geplaatst bij de ingang van de Commissiekamer. De tweede werd later in de achterzaal geplaatst, bij de doorgang naar de nieuwbouw.

Tot de jaren ’80 van de vorige eeuw waren er immer bedienden aanwezig in de zaal. Bij de lunch, bij de borrel, bij diners en ’s nachts. Een strofe uit het Groenentooneel van 1967 werpt licht op wat óók een aspect van hun rol was. De ’bediende’ zingt:

Ook u heeft, eens gebeefd

en het zeil uwer hoogmoed gereefd

als u zag, op een dag 

dat uw wapen, uw naam of gedrag mij niet lag. 

download.png
Ter gelegenheid van de viering van de Sociëteitsdies 1966, 150 jaar PHRM, werd de zittende ploeg versterkt met een aantal oudgedienden. Van links naar rechts Alewijn (als Senaatspedel Van Gend), ‘oude’ Hardewijn, Aywijn, Everwijn, oude buffetchef Sennef, ‘oude’ Gozewijn (identificatie hon. com. J.H. Drost), Gozewijn, Boudewijn, Hardewijn.

Als uitvloeisel van het samengaan van Senaat en Commissie van Bestuur in 1969 is er geen vereniging meer die de naam USS PHRM draagt. PHRM bleef en blijft een geliefde entiteit en, uiteraard, de naam van het Geel Kasteel.

De eerste pakweg 150 jaar van het bestaan van de Sociëteit spelde iedereen haar naam met vier hoofdletters. Vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw wordt door sommigen de spelling PhRM gebruikt. Dezulken weten niet van of zijn het niet eens met een monumentale gevelsteen van het Geel Kasteel. Daar staat sinds  1899 Het jaar dat de steen geplaatst werd, zie het boek ‘Het Gele Huis,’ blz. 30. : PHRM. 

lustrum_1861.jpg
Het middelste gebouw op de achtergrond is het koffiehuis ‘Het Metalen Kruis’ waar de USS PHRM van 1858 tot 1901 huisde. Links en rechts de natuurstenen poorten. Op de voorgrond het opstellen van de Maskerade 1861, rechts de Domkerk.
gevelsteen_ph.jpeg
De monumentale gevelsteen. Er staat niet PhRM.

 

Ontwikkeling USC  – Universitaire gemeenschap. Wapen, spreuk en vlag.

Het USC is ontstaan als de natuurlijke gemeenschap van studenten te Utrecht. Lange tijd zagen Universiteit en Studentencorps hun onderlinge verhouding zó dat zij elkaars gespiegeld complement waren. De universiteit werd geleid door de Rector Magnificus en de Academische Senaat. Het USC door Rector en Senaat. (Aanvankelijk werd, o.a. in de Codex Legum Boek der Wetten, Wetboek. Het gehele document is in het Latijn. Van Vredenburch (blz. 267-292) geeft de complete tekst. van 1814 van de Senatus Veteranorum, de eerste man van die Senaat Ook de eerste man van de Senatus Veteranorum Glirium werd Rector Magnificus genoemd. Die benaming werd eveneens gebruikt voor de functionaris die in 1848, bij de Vereeniging der Wetten aantrad. ook Rector Magnificus genoemd.)
 Het Utrechtsch Studenten Corps voert het wapen van de Universiteit Utrecht zoals dat door de Universiteit van oudsher gevoerd Tot 1992 voerde het USC het actuele wapen van de Universiteit. In dat jaar liet de Universiteit haar wapen ‘moderniseren’. Alleen al om praktische redenen – al die documenten, al dat zilverwerk waarop het oorspronkelijke wapen staat –  is het USC hier niet in meegegaan. De Corpswet beschrijft sinds mensenheugenis in heraldieke terminologie het wapen van het USC: “Dit wapen is: geschuind van zilver en keel; het schild geplaatst in het hart van een effen zon met zestien stralen van goud.” Tot 1992 beschreef die heraldieke volzin het wapen van de Universiteit – het USC voerde dat wapen. En in de Wet stond vroeger dan ook “Het USC voert het wapen van de Universiteit Utrecht”. In genoemd jaar plaatste de ontwerper van het gemoderniseerde wapen, nu logo genaamd, de zinspreuk Sol Iustitiae Illustra Nos in een cirkel rond de zon met tussen iedere letter of spatie een straal   --> 26 stralen. werd (Art. 3.2 Corpswet). Het USC voert ook de spreuk van de Universiteit Utrecht: "Sol Iustitiae Illustra Nos"naar het Bijbelboek Maleachi 3:20 (vertaald: 'Zonne der Gerechtigheid, verlicht ons !')
De vlag van het Utrechtsch Studenten Corps wordt gevormd door zeven horizontale banen in de kleuren waarmee het Corps van oudsher de faculteiten onderscheidde; van boven naar beneden: roze (Godgeleerdheid), rood (Rechtsgeleerdheid; thans: Recht, Economie, Bestuur en Organisatie), groen (Geneeskunde), geel (Wiskunde en Natuurwetenschappen; thans Bètawetenschappen), donkerblauw (Letteren; thans Geesteswetenschappen), paars  (Diergeneeskunde), en lichtblauw (Sociale Wetenschappen) (Art. 3.3 Corpswet). Deze vlag oogt identiek aan de protocollaire vlag van de Universiteit; de Universiteit heeft daarnaast een tweede vlagDat is de vlag die in beeld komt in de opening van de video ‘Don Quichot en Sancho Panza onderweg naar de Domkerk’, zie hieronder. voor meer algemeen gebruik. Na het opheffen van de faculteit Godgeleerdheid ging de Universiteit de roze baan toeschrijven aan de faculteit Geowetenschappen. In het kielzog hiervan is het USC bij bullen en honorairenlinten van ingeschrevenen bij die faculteit de kleur roze gaan gebruiken.

img027.jpg
Het Corpswapen. De Corpswet beschrijft in heraldieke terminologie: “Dit wapen is: geschuind van zilver en keel; het schild geplaatst in het hart van een effen zon met zestien stralen van goud.” (Keel betekent vermiljoenrood, zilver en goud worden afgebeeld middels wit en geel.) (Op oudere afbeeldingen van het wapen, van vóór het moment dat die zestien in de Wet werd vastgelegd, ziet men soms een ander aantal stralen. Zoals in het Corpsvaandel (van 1867), daar 22 stralen.)
corpsvlag_v3.jpg
De Corpsvlag.

Na die fase van ‘natuurlijke gemeenschap’ waren er twee bewegingen. Enerzijds werd het USC in toenemende mate een gestructureerde vereniging. Anderzijds voelde een toenemend deel van de studenten zich niet betrokken bij het Corps. Langere tijd werd, zowel door de Academische Senaat, die graag één aanspreekpunt wilde hebben, als door de Senatus Veteranorum het idee van universele vertegenwoordiging van alle studenten nagestreefd. Zo rond 1890 ontstonden er andere verenigingen  En dat is maar goed ook. Er wordt over deze ontwikkeling soms geschreven en gesproken alsof die betreurenswaardig zou zijn. Wie dat meent, make zich een voorstelling van hoe het zou zijn als het USC heden ten dage nog de enige algemene studentenvereniging zou zijn. en andere vormen van vertegenwoordiging. Decennia later is dat streven verdwenen, want ingehaald door de tijd.

 

Lustrumvieringen en Maskerades

Het USC viert de lustra van de universiteit. De feestelijkheden waren tevens een cadeau aan de stad en haar inwoners (nou ja, cadeau, er werd ten behoeve van het lustrum ook geld ingezameld onder 'de burgerij'). De lustra van 1736 en 1786 zijn hierboven genoemd.
Dat idee van een stoet studenten die opgetuigd en verkleed door de stad trok, werd na de Franse Tijd een vijfjaarlijkse gebeurtenis. De eerste keer was in 1819, vijf jaar na het herstel van de universiteit. Na de lustrumviering van 1829 besloot de universiteit om niet langer 1814, maar opnieuw het oprichtingsjaar 1636 op te vatten als ijkpunt. Het USC bewoog beide keren mee – het viert immers de lustra van de universiteit. Dat er sindsdien, in de jaren dat het USC lustrum viert, ook een lustrum-sociëteitsdies valt, is puur toeval. (Bij de lustrumvieringen van 1736 en 1786 was er nog geen PHRM; in 1819, 1824 en 1829 viel er geen lustrum-sociëteitsdies.)

 

In 1836, de eerste maskerade van de nieuwe reeks, ontstond onder de leden het idee om lustrum en maskerade op te hangen aan een historisch thema. In dat jaar verbeeldde de maskerade de intocht van het Staatse leger onder Prins Maurits in 1600 in Oostende, na de slag bij Nieuwpoort.

1836.png
Na de lustrumviering van 1829 besloot de Universiteit om niet langer 1814, maar opnieuw het oprichtingsjaar 1636 op te vatten als het ijkpunt. Maskerade van 1836, op de Neude, bij avond.

De eerste decennia werd met de maskerade vaak een historische intocht, optocht of ontvangst uitgebeeld. Later kwam de persoon van de Hoofdfiguur meer centraal te staan. In nog weer latere jaren werd een intellectueel thema een nadrukkelijk element. De duur van de lustrumviering nam in de loop van de tijd toe, van een dagdeel naar meer dan een week. Het idee van een historisch thema is vaak herhaald, zo onder andere: Germanicus (1906), Ichnaton (1926) en Xerxes (1956). Zie verderop voor een lijst van alle lustra van 1736 t/m 2021.
De afbeelding toont affiches van het 58e, 59e, 62e en 63e lustrum (dit telt steeds vanaf 1636). 

1234.png
Posters van het 58e, 59e, 62e en 63e lustrum. Telt steeds vanaf 1636. Overigens werd, behalve in de periode 1976-2011, een telwoord ook vaak weggelaten.

De vorm van de lustrumviering wisselde uiteraard met de tijd. Een Intocht, een Maskerade-optocht, een Hoofdpersoon, een Lustrumspel (menigmaal geschreven door een lid; nogal eens als openluchtspel met duizenden zitplaatsen) en een Honorairentravestie vormen geliefde elementen.

Compilatie Honorairentravestie. Van Die Fledermaus (1976) tot Romy o Julia (2021)

Daarnaast werden er in het verleden uitgebreide activiteiten, ‘Volksfeesten’, sportwedstrijden, kermissen, jaarmarkten, vuurwerkshows etc. speciaal voor de ‘burgerij’ georganiseerd.

volksspelen.png
Openluchtspel_1936.jpg
Openluchtspel De Groote Geus op Mereveld, 1936. Het decor verbeeldt het Kasteel Vredenburg, het symbool van de Spaanse macht.

Het lustrum Germanicus staat bekend als het meest extravagante lustrum ooit. In absolute zin: wagenrennen in een nagebouwde Romeinse renbaan. Er werden hiertoe 59 paarden (Lithauers) geïmporteerd. En helemaal in relatieve zin: in een stad en mede voor de burgers van die stad, waar verder maar zelden iets gebeurde, het ‘grijze, stille Utrecht’ van het PHRM-lied (1916). 

het_grijze_stille_utrecht.png
Het 'grijze, stille Utrecht’
pnggermanicus.png
Germanicus op zijn ceremoniële strijdwagen, Maskerade-optocht 26 juni 1906.
Ommegang_1.png
Intocht van de Imperator Germanicus in de Circus Maximus, ter bijwoning van de Wagenrennen, 27 juni 1906.
Wagenrennen_1906.jpg
De Wagenrennen, 27 juni. Op 29 juni vond een tweede wedstrijd plaats.


 Bij een ‘klassieke’ Maskerade deed de stad Utrecht mee en was naar het lustrumthema versierd. Winkeliers en café-eigenaren tooiden hun zaak naar het thema.

 
Unknown-2.png
'Winkeliers en café-eigenaren tooiden hun zaak naar het thema.’ Oud-Egyptische sferen voor het Lustrum Ichnathon (1926), hoek Voorstraat - Lange Jansstraat.
Schermafbeelding_2021-11-17_om_13.14.56.png

PHRM tijdens het lustrum Dsjenghis Khan Het Janskerkhof was toen herschapen in een Mongools tentenkamp. Ook boven het terras van PHRM zijn tentdoeken aangebracht. De toegang tot de kroeg is via een poort met decoraties uit de antieke tijd, in Perzische stijl. (Dsjenghis Khan veroverde het betreffende gebied vele eeuwen na de antieke tijd, rond 1220.) (1951).

De leden liepen in groten getale en verkleed, dit nogal eens op schitterende wijze, in de Maskerade-optocht. De laatste ‘onbetwiste’, probleemloze versie was in 1961 (Villon). Bedrijven aan de route van de maskerade-optocht verhuurden de ramen op de eerste verdieping aan leden van de burgerij die het schouwspel niet wilde missen. De tijdgeest maakte dat de laatste feitelijke klassieke Maskerade in 1966 was, bij het lustrum Jimmy Walker. In 2006 bij het lustrum Peter Stuyvesant begon, in samenwerking met de universiteit, een Maskerade ‘nieuwe stijl’, in een veel beperktere opzet.

Afbeelding_Bakkersbrug.png
De stad versierd. De Bakkerbrug en het Stadhuis met de Stadhuisbrug bij het lustrum Villon (1961). Bovenop het Stadhuis rechts wappert een Universiteitsvlag, dan wel de Corpsvlag.
Afbeelding_jimmy_walker.jpg
Jimmy Walker rijdt door 'New Walker City’ (1966).

Intocht: Sinds mensenheugenis gaat het zo: reünisten, leden, de Lustrumhoofdfiguur (bij een enkel lustrum was er geen hoofdpersoon), besturen van corpsgezelschappen & commissies, senaten van buitenlandse corpora en besturen van de andere Utrechtse gezelligheidsverenigingen verzamelen zich. Lang geleden voor station Utrecht Centraal, nu voor station Maliebaan. (Bij het lustrum van 1851 werden de reünisten voor het eerst afgehaald van het stationDat toen nog NRS-station heette..) De Hoofdfiguur is gekleed in zijn hoofdfiguurkledij, de overige deelnemers in jacquet of burger, de Weerbaarheid in uniform, een enkele lolbroek in fantasiekleding. De oudste aanwezige reünist rijdt in het Senaatsrijtuig. Er zijn vaandels, vlaggen, toga’s en linten, koetsen, wagens en muziek. Achter de Senatus Veteranorum en zijn honoraire leden loopt en rijdt de stoet door de straten van Utrecht. Het carillon beiert. Onder de Dom door, voert het naar het Domplein. In de Domkerk wordt, in aanwezigheid van hoogwaardigheidsbekleders van stad, provincie en Universiteit, het Lustrum plechtig geopend door de Rector. De video van het Reünistenweekend van het lustrum 2016, hieronder, geeft een impressie.

Maskerade(optocht): Sinds 1851 op een moment nadat de Intocht had plaatsgevonden. Hét (of een) hoogtepunt van de lustrumperiode. Bij een ‘klassieke’ Maskerade, zoals die tot en met het lustrum van 1966 gehouden werd, liepen of reden Hoofdpersoon en grote aantallen leden, naar het thema verkleed, door de stad (maskerade betekent ook ‘gekostumeerde optocht’). Samen met eventuele figuranten en hulpkrachten, zoals bijvoorbeeld begeleiders van olifanten en kamelen. Vaak waren er koetsen en paarden en nogal eens waren er nachtelijke Maskerades. De mooiste, de legendarische maskerade-optochten waren mede zo overtuigend doordat er een zeer strakke en gedetailleerde regie was met vaste voorschriften rond rolverdeling, uitmonstering, plaats in de stoet etc. De in dit geschiedenisoverzicht geplaatste afbeeldingen van 1829, 1836, 1861, 1901, 1906 en 1966 geven enige indruk van hoe het er toeging.

Maskerade ‘nieuwe stijl’: De veel beperktere optochten, ook in de zin van ledenparticipatie, zoals die in 2006, 2011 en 2016 op een moment vóór de lustrumweek gehouden zijn. Ook voor de toekomst geldt: de term maskerade is alleen dan van toepassing als het verkleed-element centraal staat.


Schermafbeelding_2021-11-17_om_13.17.50.png
'De mooiste, de legendarische maskerade-optochten kenden een zeer strakke en gedetailleerde regie'. Koning Karel VII met zijn gevolg (1901)

Aanvankelijk waren de feestelijkheden bij een lustrum het spontane initiatief van het Studentencorps — de Universiteit beperkte zich voornamelijk tot plechtigheden. Van het midden van de 19e eeuwHet boek Heel Utrecht loopt uit ! noemt, blz. 24, 1848 als eerste jaar dat dit gebeurde.
Drie jaar vóór het lustrum van 1851 lijkt ongebruikelijk vroeg. Bij navraag blijkt er geen primaire bron voor deze datering.
(een tijdsgewricht waarin het USC de enige algemene studentenvereniging was) tot midden in de 20e eeuw verzochtHet boek Heel Utrecht Loopt Uit ! spreekt, blz. 24, van "draagt op". Dat was niet de verhouding. de Academische Senaat aan de Senatus Veteranorum de studentenzijde van de lustrumviering te organiseren. De feitelijke organisatie werd gedaan door de Maskeradecommissie. Voor het lustrum van 1946 ging het verzoek echter naar het overkoepelend orgaan van alle Utrechtse gezelligheidsverenigingen. Wel was de feitelijke organisatie geheel in handen van het USC. Voor 1951 ging het verzoek weer naar de Senatus Veteranorum, met het idee dat alle gezelligheidsverenigingen zouden samenwerken. Alleen met de UVSV kwam samenwerking tot stand. Andere verenigingen trokken zich terug en Veritas organiseerde eigen feestelijkheden. Die onenigheid leidde ertoe dat voor 1956 het verzoek van de Academische Senaat uitbleef. (Bedacht kan worden dat de lustra vanaf 1736 tot het midden van de 19e eeuw en de lustra vanaf 1956 alle zonder zo’n uitnodiging zijn gevierd.) De Corpsvergadering besloot daarop het lustrum ‘in eigen kring’ te vieren. 

 

De 100-tallen en tot op zekere hoogte de tussenliggende 50-tallen waren steeds bijzondere lustra.
1736, 100 jaar: de eerste Maskerade
1786, 150 jaar: de oervorm van de Intocht
1836, 200 jaar: nieuwe reeks, eerste maal een historisch thema

Afbeelding_maskerade_rol.jpg
Maskeraderol 1836. De rol vermeldt o.a.: ''Tweede Eeuwfeest der Utrechtsche Hoogeschool''.

1886, 250 jaar: uitbeelding van drie geschiedkundige Utrechtse feiten, waaronder de stichting van de Hoogeschool.
1936, 300 jaar: Lustrum De Groote Geus, de Hoofdfiguur is Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands. Als uiting van
"de nauwe saamhoorigheid van studentenleven en Academie‘Voorbericht’ in de Corpsbijbel" verscheen er een serie van drie banden:

  • De Utrechtsche Universiteit 1636-1936, Eerste deel, 1636-1815
  • De Utrechtsche Universiteit 1636-1936, Tweede deel, 1815-1936,
  • Het Utrechtsch Studentenleven 1636-1936, aka De Corpsbijbel.

1986, 350 jaar: 50 jaar na het verschijnen van het laatstgenoemde werk, publicatie van het boek Het Utrechtsch Studenten Corps 1936-1986 , een aanvulling op de Corpsbijbel.

Ten aanzien van 2036, 400 jaar Utrechts Studentenleven, is nog alles onbekend. Behalve dat ook dat het mooiste Lustrum zal worden.

3banden.jpg
De serie van drie banden
afbeelding_degrotegeus.jpeg
300 jaar Universiteit Utrecht. Het lustrum De Groote Geus (1936). Door de naam van het lustrum, in rode letters U S C.

Vanaf 1836 tot en met 1971  In 1971, net als in alle voorgaande lustrumjaren, dacht echt niemand dat de lustrumviering van het USC iets met 1816 of met PHRM te maken had. Het USC vierde, als tevoren, het lustrum van de Universiteit, met de blik op 1636. De organisatie was in handen van de MC. Eerder dat jaar, op  2 maart 1971, was sociëteitsdies gevierd. Na het samengaan van Senaat en Commissie, nu georganiseerd door de Senaat.
(In 2016 werd deze dag als een prelustrale activiteit door de MC georganiseerd.)
en sinds 2016 De bron van de lustrumviering is dat jaar, na aanvankelijk een fase van verwarring, weer correct opgevat. Zie het boek PHRM 1816-2016, blz. 15 en zie ook de Reünistenvox van mei 2016, blz. 66-67. Deze Vox was geheel gewijd aan het Lustrum dat van 9 t/m 17 juli 2016 gevierd ging worden.
Het verslag, door de ab Actis van de MC, van het voorbije Lustrum in de Reünistenvox van 2017 (blz. 10 vv.) opent met: “Amper één jaar na de viering van het USC-lustrum (1636-2016) en voorts van het 200-jarig bestaan van PHRM …”
 is het principe dus als volgt. Op of rond 26 februari wordt sociëteitsdies (in alle jaren van het bestaan van de Kroegcommissie door die groep georganiseerd) gevierd, een maal per vijf jaar een lustrum-sociëteitsdies, ijkjaar 1816. Later in een zodanig jaar viert het USC lustrum met 1636 als referentiepunt, organisatie door de Maskeradecommissie.


 

Het tijdelijke misverstand

Bij het lustrum 1976 ontstond een misverstand. Rond 1970 was bij een grote herziening van de Corpswet – onbedoeld Onbedoeld, blijkens een verklaring van Rector en ab Actis van de Senaat die het wijzigingsvoorstel aan de Corpsvergadering voorlegde. – de passage over het onstaan van het USC en de bron van de lustrumviering weggevallen. (Bij een herziening van de Corpswet in mei 2019 werd dit manco hersteld.) In de voorbereidingen voor het lustrum van 1976 werd gedachtUit gesprekken met leden van de Senaat 1975-1976 blijkt dat men destijds gewoon het idee had dat het 1816 moest zijn. Er was geen sprake van een bewust besluit om afscheid te nemen van 1636 als ijkpunt. In latere jaren zijn er ingewikkelde post-hoc-pseudo-redeneringen opgezet om 1816 te rechtvaardigen. Waaronder de gedachte als zou het USC niet langer het lustrum van de Universiteit kunnen vieren. En er werd geconstrueerd dat reeds in 1956 besloten werd 'voortaan het lustrum van PHRM te vieren’. Weer later nam het misverstand de vorm: 'Het USC is van 1816, want toen is PHRM opgericht’.
Zie ook hieronder.
 dat er teruggeteld diende te worden tot het oprichtingsjaar van PHRM, 1816. Zo kwam men op ‘32e lustrum’. Dit klopt vanwege meerdere redenen niet:

- Het USC bestond al ver vóór 1816. Zie ook de paragraaf Mijlpalen, bij 1793, het kader over de datering van het ontstaan van het USC.
- Er werd reeds lustrum gevierd in 1736.
- In 1951 had het USC al het lustrum gevierd dat als 63e geteld werd (zie hierboven).
- Als PHRM in 1815 of 1817 zou zijn opgericht, zou er, na het lustrum van 1971, niet ineens na 4 of na 6 jaar het volgende Lustrum zijn gevierd. En er werd weliswaar teruggeteld tot het oprichtingsjaar van een prachtige kroeg maar, zoals hiervoor beschreven, het USC en PHRM zijn Neen, niet ‘waren’. Dat het twee verschillende identiteiten zijn, blijkt bijvoorbeeld hieruit: de ene entiteit heeft als Dies Annalis  22 mei gekozen, de andere entiteit viert haar Dies Natalis op 26 februari (Corpswet, artikelen 3.5 en 4.2). En we spreken niet van ‘Kroegwet’.
Een man die krachtens art. 18 van de Corpswet Erelid van het USC is, noemen we niet ‘erelid van PHRM’.
Als het USC (ex artikelen 189 t/m 193 van de Wet) Corpsrouw aanneemt , noemen we dit niet kroeg-rouw of PHRM-rouw.
Etc.
verschillende entiteiten en men kon gedurende meer dan 50 jaar na de oprichting van PHRM Corpslid zijn zonder lid van PHRM te zijn. Vermeld werd ook de symbolische huur van 1 gulden per jaar die het USC aan de USS PHRM betaalde voor het gebruik van de Senaatskamer. Symbool van de onderscheiden identiteiten.
- Zoals reeds hierboven gemeld zag de Universiteit 1819, 1824 en 1829 als lustrumjaren. Het USC vierde als vanzelfsprekend lustrum in die jaren. En niet, met een blik op de oprichting van PHRM, in 1821, 1826 en 1831.

pngfrenkel.png
'Winkeliers tooiden hun zaak naar het thema'. Lustrum 1906. Ook deze winkeleigenaar wist: het ijkpunt is 1636, niet 1816.

De senaat 1975-1976 beschouwt dit terugtellen tot 1816 thans als een “historische fout”.

lustrum_1829.jpg
Maskerade 1829, laatste groep. De Universiteit zag 1819, 1824 en 1829 als lustrumjaren. Het USC vierde als vanzelfsprekend lustrum in die jaren. En niet, met een blik op de oprichting van PHRM, in 1821, 1826 en 1831.


Dit misverstand heeft veel teweeggebracht, wat ook kwam doordat het onderscheid tussen Corps en Sociëteit minder duidelijk was geworden na het samengaan van de Senaat en de Commissie van Bestuur in 1969. Na 1976 werd er doorgeteld van het zogenaamde 33e lustrum in 1981 tot en met het ‘39e’ in 2011. Op de USC-website, in druk en op internet, waaronder op Wikipedia, verscheen de onjuistheid dat het USC in 1816 zou zijn opgericht.

In het overigens zeer lezenswaardige boek Het Utrechtsch Studenten Corps 1936-1986 wordt met de blik van dit misverstand Genoemd boek suggereert ook (blz. 181) dat in 1956 voor het eerst melding gemaakt wordt van “het lustrum van het Utrechtsch Studenten Corps” omdat in dat jaar niet meer het lustrum van de universiteit gevierd zou zijn. Maar die tegenstelling bestaat niet. Afgezien van het misverstand in de periode 1976-2011, viert het USC lustrum door de lustra van de universiteit te vieren. Daar is geen scheiding tussen. geconstrueerd dat de Corpsvergadering in 1956 besloot het 28e lustrum van PHRM te vieren. De lustrumrector van dat jaar,
Jhr. P.A.C. Beelaerts van Blokland, bevestigde desgevraagd dat die gedachte onjuist is: “Dat zou ik nooit voor mijn rekening genomen hebben !”


 

Het lustrum 2016, Don Quichot

Ook wel Don Quichot & Sancho Panza, het eerste lustrum met twee Hoofdfiguren. 

Een bijzonder jaar omdat naast het Corpslustrum (380 jaar Universiteit, 380 jaar Utrechts studentenleven) ook het 200-jarig bestaan van PHRM te vieren viel. De 40e lustrumdies van de kroeg werd op 26 februari gevierd met een noviteit die (met een in dit verband niet eerder gebruikte term) Dies Maximus genoemd werd: een feestavond in de Grote Zaal van TivoliVredenburg, stampvol met leden en reünisten. Aansluitend was het kroegjool op PHRM. Voorts verscheen het boek Placet Hic Requiescere Musis 1816-2016. (Bij sommigen leeft de gedachte dat er een boek 200 jaar USC verschenen zou zijn. Die gedachte is uiteraard onjuist.)

Van 9 t/m 17 juli vierde het USC lustrum. Don Quichot en Sancho Panza zijn figuren uit de roman De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha van Cervantes. Het feest van de fantasie. En over waanzin, vriendschap en zelfrelativering. Er werd een fraai beeld van Don Quichot  Waanzin !  
In de week voor het Lustrum liepen 24 leden een estafettetocht van La Mancha naar PHRM. Hiermee werd een groot geldbedrag opgehaald voor het Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie.
Dit beeld is een vergrote replica van een beeldje dat ooit gemaakt was door de honorair commissaris en honorair senator Prof. Dr. P.A. (Tom) Voûte, een van de grondleggers (velen menen de grondlegger) van de kinderoncologie in Nederland.
 op de hoek van de Nobelstraat en de Keizerstraat geplaatst. Na vandalisme stond het beeld tijdelijk in depot. Senaat, de gemeente Utrecht en de Universiteit zijn samen tot een passende nieuwe plek gekomen, de tuin achter het Academiegebouw aan het Domplein.
Voor wie een telwoord wil gebruiken, het 76e lustrum.

Reünistenweekend Lustrum Don Quichot.




Zoals bekend, heeft Don Quichot momenten van waanzin en gaat zijn verbeelding vaak met hem op de loop. Bij de opening van het Lustrum op 9 juli 2016 was er voor het eerst een element uit de digitale wereld bij deze plechtigheid. Bovenstaande video, waarin DQ onder andere afscheid neemt van Odysseus, hoofdfiguur van het lustrum 2011, werd daar vertoond. Op het moment in de video dat Don Quichot en Sancho Panza de Domkerk betreden, stapten ook de vernuftige edelman en zijn dienaar in levende lijve de stampvolle Domkerk binnen.



QT5C0403.jpg
Slotfeest (Meer beeldmateriaal van het lustrum Don Quichot, waaronder de legendarische Aftermovie van de Lustrum-ski-reis, is hieronder te vinden in De lustra van 1736 t/m 2021)

 

Het lustrum 2021, Giacomo Casanova

Zijn naam een begripDeze passage is naar de flaptekst van: Giacomo Casanova De geschiedenis van mijn leven: het beste uit zijn memoires gekozen door Arthur Japin, Singel Uitgeverijen. dat de persoon van deze veelzijdige Venetiaanse achttiende-eeuwse avonturier niet goed recht doet. Casanova ontmoette Goethe, discussieerde met Voltaire en Rousseau, werd door twee pausen en vele vorsten ontvangen, schreef een groot aantal boeken over uiteenlopende onderwerpen, vertaalde Homerus, ontsnapte uit een beruchte gevangenis, was werkzaam als geestelijke, vioolspeler, theaterdirecteur, valsspeler, beroepssoldaat en geheim agent, en reisde, gedreven door een onbedwingbare nieuwsgierigheid, vijftig jaar lang door West-Europa. Zijn memoires, de geschiedenis van zijn leven, zijn het verslag van een leven vol avonturen: duels, oplichterij, intriges, wraaknemingen, liefdes, erotische betrekkingen, vriend- en vijandschappen én daden van onbaatzuchtigheid en medemenselijkheid. Centraal bij Casanova staat zijn vrijheidsdrang.

In een jaar dat beheerst werd door de Covid-situatie. Aanvankelijk was ingezet op een grootse viering in juli. Dat moest uitgesteld naar eind augustus – begin september. Kort voor de geplande opening van het lustrum, bleek dat de viering toch grotendeels afgelast moest worden. Wel was er een ceremonie in de Domkerk met en voor alle mensen die zo hard aan het lustrum gewerkt hadden. Voorts waren er een tweetal opvoeringen van het lustrumspel Giacomo Casanova. En waren er een zestal opvoeringen van de Honorairentravestie Romy o Julia

giacomoJPG.jpg
De fraaie poster van Casanova. De beknopte tekst lijkt te impliceren dat het USC in 1636 is ontstaan. Echter, het USC viert de lustra van de Universiteit, in 2021 het 77e lustrum van de Universiteit. Die viering is het Corpslustrum. Maar die viering is niet het 77e lustrum van het USC, dat immers eerst in de 18e eeuw vorm kreeg.
 

Overige wetenswaardigheden

Gargantua

Regionale gezelschappen van reünisten worden Gargantua genoemd. De Franse humanist Rabelais schreef in de 16e eeuw een literatuur-historisch belangrijk werk, een verhalencyclus over twee reuzen, Gargantua en Pantagruel, die onder andere hielden van ouwehoeren, schransen en drinken.

Het Sticht

“Een geel gebouw, het hart van ’t Sticht”, “Stichtse schonen”, “…en leev’ zolang het Sticht bestaat…”, waar ligt dat Sticht eigenlijk? 
Het gebied waarover, in vroeger tijden, een bisschop als heer/vorst wereldlijke zeggenschap had, wordt sticht genoemd. Het had andere grenzen dan het bisdom, waar de bisschop kerkelijke zeggenschap had en heeft. Tot 1528 had Utrecht een prins-bisschop. Het sticht van die bisschop omvatte zowel de stad Utrecht met een gebied rondom de stad, het Nedersticht, als een veel groter gebied op afstand daarvan in het noordoosten van de Lage Landen, het Oversticht, {het Euversticht voor (pseudo)locals}. Als er nu over het Sticht gesproken wordt, heeft men het gebied van het Nedersticht op het oog, zonder al te veel idee van de begrenzing.

bronnen-fotos-utrecht_sticht_en_oversticht_-_kaart.jpg
Het Nedersticht en het Oversticht. Als er nu over het Sticht gesproken wordt, heeft men het gebied van het Nedersticht op het oog, zonder al te veel idee van de begrenzing.

Senatum nos agnoscimus

Waarom zingen sommigen “Senatus nos agnoscimus” ? Dit is niet bekend. Wat de vraag al impliceert: het is “Senatu(vierde naamval) nos agnoscimus, Senatum  nos diligimus”.

 

Slot en toekomst

Studentencorpora worden vaak gezien als star en afkerig van iedere verandering. Wie zich verdiept in de geschiedenis van het USC ziet juist het tegenovergestelde. Het is een geschiedenis van voortdurende aanpassing en flexibiliteit, van experimenteren en van nieuwe ideeën. Daarbij heeft dit alles vast ook een vleug van
Als wij willen dat alles blijft zoals het is, dan moet alles veranderenDit laat schrijver prins Tomasi di Lampedusa zeggen door neef Tancredi in zijn historische roman  De Tijgerkat.”

Hoe kunnen wij dit overzicht beter besluiten, dan met het citeren uit het slot van Het Utrechtsch Studenten Corps 1936-1986 ?
“Een conclusie kunnen wij (…) nog trekken. Daartoe geven wij het woord aan de voormalige Russische ambassadeur in Nederland, Romanov. Deze antwoordde na een lezing voor de Algemeene Debating-Club in 1978 op een angstige vraag uit de zaal over een mogelijke Russische inval op het Westen, met een accent dat in geen Amerikaanse spionagefilm zou misstaan: Whatever will happen, your Yellow Castle will be preserved."
Dat is ook goed nieuws voor het USC.
Zo zij het.


 

De lustra van 1736 t/m 2021

  • 1736 Bacchusmaskerade
  • 1786 Oervorm van de Intocht, Illuminatie
  • 1819 - (Zie voor het ‘verspringen’ van het jaar hierboven bij Lustrumvieringen en Maskerades)
  • Kort na het einde van de Franse Tijd een satirische maskerade waar de gepoederde pruiken van de weerzinwekkende Fransen centraal stonden.
  • 1824 - Losse groepen
  • 1829 - Idem
  • 1836 Intocht van het Staatse leger onder Prins Maurits in 1600 in Oostende
  • 1841 Ontvangst van Graaf Willem II binnen Utrecht in 1249
  • 1846 Plechtige ontvangst van Prins Filips II, prins van Spanje, in Utrecht in 1549
  • 1851 Holland’s Roem en Grootsheid - historische taferelen
  • 1856 De grondleggers van Neêrlands vrijheid
  • 1861 Taferelen uit de ontwikkelingsgeschiedenis der Europese volkeren in de Middeleeuwen
  • 1866 - Lustrumviering een jaar uitgesteld i.v.m. een cholera-epidemie
  • 1867 Bezoek van Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië te Brugge in 1477 - In de Senaatskamer, achter de stoel van de Rector, staat het Corpsvaandel met het jaartal 1867. U begreep nooit zo goed waar dat jaartal op slaat.
  • 1871 - Geen lustrumviering, mede vanwege een pokkenepidemie
  • 1876 Intocht van Karel de Stoute in Zutphen in 1473
  • 1881 Intocht van Aartshertog Matthias van Oostenrijk binnen Brussel in 1578
  • 1886 Uitbeelding van drie geschiedkundige Utrechtse feiten:
  • - De Unie van Utrecht in 1579
  • - De stichting van de Hoogeschool in 1636
  • - De Vrede van Utrecht in 1713
  • 1891 Optocht der deelnemers aan de slag bij St. Quentin in 1557
  • 1896 Het Ridderhofspel te Wenen in 1560 aan het hof van Maximiliaan van Bohemen
1867_vaandel.png
Het Corpsvaandel
  • 1901 Intocht van Karel VII binnen Reims in 1429
  • 1906 Triomftocht van de Imperator Germanicus binnen Rome in 17 na Chr. - Als hierboven opgemerkt het meest extravagante lustrum ooit. De Hoofdfiguur van het lustrum, de student H.B. VerLoren van Themaat, stak persoonlijk een aanzienlijk geldbedrag in de vieringen. Vaak wordt gedacht dat Germanicus een Romeins keizer was. Hij was een belangrijke publieke figuur, lid van het regerende Julisch-Claudische huis, een zeer succesvol veldheer en werd tot Imperator uitgeroepen, maar tijdens zijn leven waren Augustus en Tiberius keizer.
Germanicus_1906.jpg
VerLoren van Themaat als Germanicus
  1. VerLoren had zich grondig verdiept. Hij ging, ter voorbereiding op zijn rol, colleges Latijn volgen. Met zoveel succes dat hij tijdens het lustrum, bij een ontvangst, een in het Latijn tot hem gerichte rede in dezelfde taal voor de vuist beantwoordde. Enige weken voor het Lustrum verscheen van zijn hand een lijvig boek over de toestanden en gebruiken te Rome ten tijde van keizer Tiberius. Bij de Wagenrennen op 27 juni waren aanwezig Emma, de Koningin-moeder, en haar schoonzoon Prins Hendrik. De prins maakte van een pauze gebruik om een bezoek te brengen aan Germanicus. Vervolgens bracht de Hoofdfiguur, op het door Emma geuite verlangen, een bezoek aan de koninklijke loge. Zowel de Koningin-moeder als de prins aanvaardden enige gedenkpenningen uit zijn hand (Corpsbijbel blz. 206-208). Het vaak vertelde verhaal als zou de Koningin de Hoofdfiguur naar haar loge genodigd hebben en VerLoren gezegd zou hebben ‘Laat de koningin maar naar de keizer komen’ is apocrief. Koningin was toen Wilhelmina en die was niet aanwezig. Germanicus was geen keizer. En het verhaal doet VerLoren, een wellevend man, tekort.
  2. 1911 Het Beleg van Utrecht in 1345
  3. 1916 - Beperkte viering i.v.m. de Wereldoorlog. Lustrumspel De fluitende Pelikaan.
  4. 1921 De wijsheid en de vijf faculteiten der Universiteit
  5. 1926 IchnatonFarao Amenhotep IV, vergriekst Amenophis IV, veranderde rond het vierde jaar van zijn regering zijn naam in Ichnaton, ook weergegeven als Echnaton, Achnaton, Akhenaten en nog andere transliteratievarianten. - in het openluchtspel moet, in historische verdichting, de Egyptische dichter-farao Ichnaton wijken voor een man van de daad, de veldheer Horemheb. C.J. Graadt van Roggen was president van de Maskeradecommissie en de schrijver van het stuk. De muziek bij het spel werd gecomponeerd door het lid Emile Enthoven, die hieruit ook de Ichnatonsuite Dit stuk werd ook een aantal malen uitgevoerd door het Concertgebouworkest o.l.v. Mengelberg. De suite is te beluisteren op YouTube (Emile Enthoven Ichnaton suite).  (opus 15a) samenstelde. Een zeer doordacht en artistiek lustrum. Het spel was een dusdanig succes dat het op verzoek van het Nederlands Olympisch Comité bij de officiële opening van de Olympische Spelen van Amsterdam, in 1928 in het stadion daar opnieuw werd opgevoerd. Enthoven dirigeerde ditmaal zelf het orkest. 
  6. 1931 Cortez - Hernán Cortéz, ook wel gespeld Cortés, een Spaanse conquistadorIn het boek Het beste Jaar ! blz. 87, wordt Cortez beschreven als “de Mexicaanse vrijheidsstrijder”. Daar zullen Moctezuma en de andere oorspronkelijke bewoners anders over gedacht hebben. , de veroveraar van het Azteekse rijk.
  7. 1936 De Groote Geus - d.w.z. Willem van Oranje.
  8. Het 300-jarig bestaan. Er verscheen een serie van 3 banden:
  9.  - De Utrechtsche Universiteit 1636-1936, Eerste deel, 1636-1815
  10.  - De Utrechtsche Universiteit 1636-1936, Tweede deel, 1815-1936
  11.  - Het Utrechtsch Studentenleven 1636-1936, aka De Corpsbijbel.
  12. 1941 - De 24e juni was de enige lustrumdag voor leden en reünisten. (Er werd wel een burgerweek vol evenementen georganiseerd.) Rector Senatus Veteranorum, J.F.B. van Hasselt, hield in de Domkerk een rede met een dusdanig onmiskenbaar anti-Duitse lading dat het uitspreken grensde aan een verzetsdaad. Later die dag werd buiten, bij de tijdelijke sociëteit Tivoli Voor die tijdelijke sociëteit  zie Mijlpalen, 1940. Het concertgebouw Tivoli stond in 1941 aan de Kruisstraat. Het boek Heel Utrecht Loopt Uit ! plaatst, blz. 130, de gebeurtenissen bij de sociëteit Tivoli  ten onrechte in en rondom het concertgebouw Tivoli. , geëmotioneerd het Wilhelmus gezongen. Er werd ter gelegenheid van het lustrum een penning geslagen met een regel uit het volkslied in zijn oorspronkelijke tekst: “Stantvastich is ghebleven mijn hert in teghenspoet”; ‘mijn hart in tegenspoed’ in de hedendaagse bewoording.
  13. 1946  Quo Vadis? - vertaald ‘Waarheen gaat gij?’, een vraag die gesteld werd in het begin van de wederopbouw na de verschrikkingen van de oorlog.
  14. 1951  Dsjenghis Khan - de Mongoolse heerser uit de 13e eeuw
  15. 1956 Xerxes - Xerxes I of Xerxes de Grote, de  Perzische  Het boek Heel Utrecht Loopt Uit ! verwart, blz. 42, de strijdende partijen en noemt Xerxes een Griekse koning. koning der koningen uit de vijfde eeuw voor Chr; hij wordt in Perzen van Aischylos door zijn moeder en door de schim van zijn vader "een ellendige dwaas" genoemd.
  1. 1961 François Villon - een dichter, dief en vagebond. Villon is de beroemdste Franse dichter van de late middeleeuwen. Een beeldje van de Hoofdfiguur van het lustrum, de student N.M.A. ter Linden als Villon bevindt zich in de straat Achter de Dom. Een beeld even elegant als het betreffende lustrum.
Villon.png
François Villon
  1. 1966 Jimmy Walker - een flamboyante burgemeester van New York ten tijde van de Drooglegging (een VS-breed totaal verbod op alcohol), Walker spande zich in om die drooglegging te omzeilen.
  2. 1971 Coriolanus of ‘In de macht van de politiek’ - Coriolanus was een Romeinse politicus en held, bekend door het gelijknamige stuk van Shakespeare.
  3. 1976 Lucifer - de engel die in opstand kwam. Het lustrumstuk Wie beeft is schuldig was een daverend succes.
  4. 1981 Max Havelaar - bleek een ijzersterk thema.
  5. 1986 Michelangelo - Bij de galavoorstelling van het Lustrumspel waren aanwezig Koningin Beatrix en premier Ruud Lubbers, wiens zoon (een eerstejaars lid) een rol had in het stuk.
  6. 1991 Bommel - Heer Ollie B.
  7. 1996 Livingstone - de Schotse zendeling en ontdekkingsreiziger
  8. 2001 Inspecteur Clouseau - voordien gestalte gegeven door Peter Sellers in de Pink Panther films
  9. 2006 Peter Stuyvesant - de eenbenige gouverneur van de nederzetting Nieuw-Amsterdam, een nederzetting die later zou uitgroeien tot wat nu New York is.
  10. 2011 Odysseus - de Homerische Griekse held. In de Griekse mythologie verandert de tovenares Kirke de metgezellen van Odysseus in varkens. In het lustrumspel keek de held verbaasd op toen Kirke zijn metgezellen in knorren veranderde.
  1. 2016 Don Quichot - ook wel: Don Quichot & Sancho Panza, het eerste lustrum met twee Hoofdfiguren.
  2. {Een bijzonder jaar omdat naast het Corpslustrum (380 jaar Universiteit, 380 jaar Utrechts studentenleven) ook het 200-jarig bestaan van PHRM te vieren viel. De 40e lustrumdies van de kroeg werd op 26 februari gevierd.}
  3. In juli vierde het USC lustrum. Don Quichot en Sancho Panza zijn figuren uit de roman De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha van Cervantes. Het feest van de fantasie. En over waanzin, vriendschap en zelfrelativering. Er werd een fraai beeld  Waanzin !  
    In de week voor het Lustrum liepen 24 leden een estafettetocht van La Mancha naar PHRM. Hiermee werd een groot geldbedrag opgehaald voor het Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie.
    Dit beeld is een vergrote replica van een beeldje dat ooit gemaakt was door de honorair commissaris en honorair senator Prof. Dr. P.A. (Tom) Voûte, een van de grondleggers (velen menen de grondlegger) van de kinderoncologie in Nederland.
    van Don Quichot op de hoek van de Nobelstraat en de Keizerstraat geplaatst. Na vandalisme stond het beeld tijdelijk in depot. Senaat, de gemeente Utrecht en de Universiteit zijn samen tot een passende nieuwe plek gekomen, de tuin achter het Academiegebouw aan het Domplein.
    Voor wie een telwoord wil gebruiken, het 76e lustrum.
Don_Quichot_Voor.jpg
Don Quichot

  1. 2021 Giacomo Casanova - de man van de vrijheidsdrang. In een jaar dat beheerst werd door de Covid-situatie.
 

Liederen

 Vivat SenatusIn de Almanak voor het jaar 1888, blz. 273 vv., staan de tekst en de bladmuziek van dit lied. Met de vermelding: “Uit de herinnering opgeschreven door Mr. J. Thiebout, Hon. Lid van den Sen. Veter.”
Thiebout maakte deel uit van de Senaat in 1850-1851. Het oorsprong-jaar van het Vivat Senatus blijft al met al mistig en de auteur(s) onbekend.
In die Almanak, en o.a. bij Van Vredenburch, blz. 295, staat het hele lied, drie strofen. Alleen het eerste couplet, hier weergegeven, wordt gezongen.
 

Vivat Senatus Veteranorum !                          Leve de Senatus Veteranorum !
Vivat et eius Rector !                                            En leve zijn Rector !
Sit semper felix, expers malorum                  Moge hij (=de Senaat) altijd gelukkig zijn, gespaard voor kwade zaken
Sit ei Zeus Protector !                                          Dat Zeus diens beschermer zij !
Senatum nos agnoscimus,                                 Wij erkennen de Senaat,
Senatum nos diligimus,                                       De Senaat achten wij hoog,
Si iubet sors, defendimus,                                 Als het Lot het gebiedt, verdedigen wij die, (2x)
Si iubet sors, defendimus.

Jubelzang, beter bekend als Corpslied (1887)

 Tekst: C.R. van Lelyveld
 Muziek: M.W. Petri 

Wien liefde voor ons Corps bezielt
En wie zijn eer bedoelt,  Nu archaïsch: ‘wie de eer (van het Corps) nastreeft, ten doel heeft’
In ’t trouwen hart een gloed behield
Door geenen tijd bekoeld,
Die jubelt lustig, jubelt luid
Voor ’t Corps een vreugdezang
En zingt met blijde toonen uit
Ons Corps, het leve lang !
Het leve lang, het bloeie voort,
Het blijv’ een vriendenband.
Dan blijft de vreugd"Vreugde is een ernstige zaak, die niet lichtvaardig verwaarloosd mag worden. Vreugde is geen lichtzinnigheid, geen lolbroekerij, zij is de kleine zuster van het geluk.”, dixit de honorair senator C.R.C. Wijckerheld Bisdom in 1976 in zijn beantwoording, namens de reünisten, van de rede waarmee de toenmalige Rector zojuist het Lustrum  geopend had. er aan het woord,
Dan houdt er d’eendracht stand.
Lang levenJa,“leven". Zo schreef de auteur het. En zo staat het in het Liederboek van Coers. (Klassiek is de aanvoegende wijs derde persoon meervoud qua vorm gelijk aan de aantonende wijs.) Rector en Senaat !
Dat niets hun eer verstoor’
En leev’ zoo lang het Sticht bestaat,
Ook zijn Studenten Corps !


Corpslied uit De Maanbol In maart 1893 vond binnen het USC een opvoering plaats van een operette: Op den Maanbol. Het koor van maangeesten zong o.a. dit lied (daar met “uw Studentencorps”) dat populair werd en gezongen wordt als tweede Corpslied. Het staat bekend als ‘Corpslied uit De Maanbol’. (1893)

Tekst: H. Smissaert
 Muziek: M.W. Petri

’t is Utrecht, ons Studentencorps
Dat nooit van d’aard verdwijnt,
Daar steeds de Sol Iustitiae
Het met zijn gloed beschijnt.
De Zonne der Gerechtigheid
Wijkt nimmer uit haar baan.
Daarom gaat ons Studentencorps
Ook nimmer naar de Maan.

En vuile BeekmanUiteraard een latere toevoeging. die moet hangen
Hiep hiep hoera, hiep hiep hoera !
En vuile Beekman die moet hangen
Hiep hiep hoera, hiep hiep hoera !


 

Bronnen, verder lezen

(Het boek over Woolloomooloo is te verkrijgen via de boekhandel, sommige andere titels zijn eveneens te bestellen; zie de site van het Corpsmuseum onder Publicaties.)

Schets van eene geschiedenis van het Utrechtsche studentenleven, Dr. W.C.A. baron van Vredenburch (1914) 

Het Utrechtsch Studentenleven 1636-1936, (‘de Corpsbijbel’) Redactie: J. Bierens de Haan et al. (1936)

Jubels en maskeraden aan de Utrechtse universiteit, in Jaarboek Oud Utrecht (blz. 136-181).  J. van Herwaarden (1976) 

Het Utrechtsch Studenten Corps 1936-1986, Redactie: H.M. Blankenberg et al. (1986)

Maskerades, de lustrumvieringen van de Utrechtse Universiteit, in Universitaire folklore en rituelen, Symposium van de vakgroep geschiedenis van de Universiteit Utrecht op 21 juni 1996, (blz. 69 -78)  J.M. Jekel (1996)

Het Gele Huis, Redactie: J. van der Meer Mohr et al. (2000)

De lustrumfeesten te Utrecht in 1906, J.M. Jekel en A.J.A.M. Lisman (2006)

Het beste Jaar ! Het rijke Utrechtsche Studentenleven, J. van der Meer Mohr en J.M. Jekel (2010)

Het Utrechtse universitaire verzet, 1940-1945. Heb je Kafka gelezen? Dr. Frits Broeyer (2014)

Voor een kritische schets van het USC in de zestiger jaren van de vorige eeuw: 
Goed fout, herinneringen van een meeloper, Meindert Fennema, Prometheus/Bert Bakker (2015) 

Placet Hic Requiescere Musis 1816-2016,  Michiel Hegener tekst, Stephan Vanfleteren foto’s. (2016)

Woolloomooloo De eerste 50 jaar, Redactie Michiel Hegener, Wolter Wefers Bettink en Fred van Lier. (2020)

Voor het schitterende beeldmateriaal:
Heel Utrecht loopt uit ! Spektakel in de straten tijdens de Universiteitslustra 1901-1961, Menno Hessels en Jeroen Jekel (2021)


Een in opzet complete versie van dit overzicht ging online op 5 mei 2022.  (Daarvóór stonden er embryonale voorstadia.)
Laatst bewerkt op 24 maart 2024.