Dies Annalis van het USC
Corpsmuseum
In 1912 nam de Rector Magnificus, de reünist Prof. Dr. A.A. Nijland, het initiatief tot het oprichten van een Historische Commissie met als doel het erfgoed van het Corps veilig te stellen. Later werd een Vereeniging tot instandhouding en uitbreiding van Het Corps-Museum opgericht (Van Vredenburch, blz. 146-147). In 1931, in de aanloop naar het lustrum Cortez, vond er een verbouwing plaats van de zolder van PHRM en werd het Corpsmuseum hier gevestigd. In 1985 volgde de oprichting van de Stichting Corpsmuseum en Archieven van het Utrechtsch Studenten Corps; deze stichting werd eigenaar van de gehele collectie. Die bestaat uit tienduizenden voorwerpen als vaandels, maskeradekostuums, schilderijen, prenten, almanakken, foto’s, menukaarten en penningen. Met de opening in 2005 van de nieuwe depotruimte van het Universiteitsmuseum op de Uithof kreeg ook de collectie van de Stichting een permanente bewaarplaats. Er loopt momenteel een project van digitaliseren, beschrijven en online ontsluiten van de fotocollectie, meer dan 25.000 foto’s waarvan 4.500 uit de 19e eeuw. Deze foto’s geven een beeld van de activiteiten van studenten, hun vertier, het verenigingsleven en de verhouding met de Universiteit en de stad. Qua omvang, kwaliteit en historisch perspectief is de collectie uniek in haar soort.
De sociëteit PHRM, Vereniging en gebouw
“We shape our buildings and afterwards our buildings shape us. ” Winston Churchill
Zie ook de paragraaf Mijlpalen, bij 1816. In de 18e en 19e eeuw ontmoetten studenten elkaar in koffiehuizen en rond tappunten. Uiteraard deden ze dat. Maar was het niet logischer één voorkeursplek te creëren? Ja, natuurlijk !Zo werd in 1816 de Utrechtsche Studenten Sociëteit opgericht. De eerste 85 jaar huisde die Vereniging in gebouwen met een andere naam. De eerste locatie was het koffiehuis van J.H. Coops in de Servetsteeg (huidig adres Servetstraat 7; in 1883 is de naam Servetsteeg gewijzigd in Servetstraat). In 1819 verhuisde de Sociëteit naar het koffiehuis dat ‘bij Klanck’ (de eigenaar was ene G. Klanck) genoemd werd, gelegen aan het Domplein, toen Munsterkerkhof geheten. In 1840 verkaste de USS opnieuw, nu naar het etablissement ‘De Oude Bak’, aan ’t Wed, huidig adres Wed 2. (Dat jaar kocht F. Rijser het pand; in 1850 verkocht hij zijn ‘Koffijhuis en Restauratie' aan F. Rikkers. “Bij Rijser”, “bij Rikkers”, later “bij Wed. Rikkers” werd wel als locatie-aanduiding gebruikt.) De opvolgende eigenaren waren ook de uitbater. In 1858 huurde de Vereniging In 1878 ging de Commissie van Bestuur over tot het zelf exploiteren van het gebouw. een heel pand, koffiehuis ‘Het Metalen Kruis’, wederom gelegen aan het Munsterkerkhof. Hier zou de Sociëteit tot 1901 blijven. Wel werd in 1882 voor de toen zeer aanzienlijke som van 50.000 gulden een pand aan de Mariaplaats gekocht met het idee PHRM daar te vestigen. Er waren echter zorgen dat het gebouw te klein zou zijn. Een noodzakelijke verbouwing zou zeer kostbaar worden en het lukte niet het benodigde bedrag geheel bij elkaar te brengen. Gelukkig maar. In 1897 werd op een stampvolle Sociëteitsvergadering (= de ledenvergadering van de USS PHRM) “onder donderend gejuich” besloten een stuk grond aan het Janskerkhof te kopen. Het gebouw aan de Mariaplaats werd verkocht. Aan het Janskerkhof verrees de geniale schepping van de architect A.H. Zinsmeister.
Het gebouw vertoont zowel qua indeling als in de strakke vormgeving sterke overeenkomsten met de Beurs van Berlage. Beide hebben trekken van een gesamtkunstwerk: de talloze decoraties vormen één geheel met de architectuur. Zie ook het boek Het Gele Huis. PHRM is stilistisch gezien niet makkelijk te plaatsen. Er zijn Jugendstil-kenmerken in te ontdekken maar het wordt ook beschouwd als een voorbeeld van een bouwstijl die het rationalisme genoemd wordt.
Het nieuwe sociëteitsgebouw werd in 1901 betrokken. De vereniging, voluit, de "Utrechtsche Studenten Sociëteit onder de zinspreuk Placet Hic Requiescere Musis” (art. 4.1 Corpswet) huisde nu, voor het eerst, in een gebouw met de naam "Placet Hic Requiescere Musis”, kortweg “PHRM" (art. 2.2 Corpswet). (Een gebouw heeft geen zinspreuk.) Het USC betaalde aan de USS PHRM een symbolische huur van 1 gulden per jaar voor het gebruik van de Senaatskamer. Een glas-in-lood afbeelding boven de doorgang naar het Gezellige Zaaltje beeldt, als herinnering, Het Metalen Kruis af. In 1913 werd het voormalige sociëteitsgebouw aan het Munsterkerkhof afgebroken. De twee natuurstenen poorten werden daarbij gespaard. In 1935 werd er een geplaatst bij de ingang van de Commissiekamer. De tweede werd later in de achterzaal geplaatst, bij de doorgang naar de nieuwbouw. In 2024 kreeg die poort een nieuwe plek, nu in de wand van de achterzaal.
Tot de jaren ’80 van de vorige eeuw waren er immer bedienden aanwezig in de zaal. Bij de lunch, bij de borrel, bij diners en ’s nachts. Een strofe uit het Groenentooneel van 1967 werpt licht op wat óók een aspect van hun rol was. De ’bediende’ zingt: Ook u heeft, eens gebeefden het zeil uwer hoogmoed gereefdals u zag, op een dag dat uw wapen, uw naam of gedrag mij niet lag.

Ter gelegenheid van de viering van de Sociëteitsdies 1966, 150 jaar PHRM, werd de zittende ploeg versterkt met een aantal oudgedienden. Van links naar rechts Alewijn (als Senaatspedel Van Gend), ‘oude’ Hardewijn, Aywijn, Everwijn, oude buffetchef Sennef, ‘oude’ Gozewijn (identificatie hon. com. J.H. Drost), Gozewijn, Boudewijn, Hardewijn.
Als uitvloeisel van het samengaan van Senaat en Commissie van Bestuur in 1969 is er geen vereniging meer die de naam USS PHRM draagt. PHRM bleef en blijft een geliefde entiteit en, uiteraard, de naam van het Geel Kasteel.Gedurende pakweg anderhalve eeuw spelde iedereen de naam van de Sociëteit met vier hoofdletters. Vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw wordt door sommigen de spelling PhRM gebruikt. Dezulken weten niet van of zijn het niet eens met een monumentale gevelsteen van het Geel Kasteel. Daar staat sinds 1899 Het jaar dat de steen geplaatst werd, zie het boek ‘Het Gele Huis,’ blz. 30. : PHRM.


Ontwikkeling USC – Universitaire gemeenschap. Wapen, spreuk en vlag.
Het USC is ontstaan als de natuurlijke gemeenschap van studenten te Utrecht. Lange tijd zagen Universiteit en Studentencorps hun onderlinge verhouding zó dat zij elkaars gespiegeld complement waren. De universiteit werd geleid door de Rector Magnificus en de Academische Senaat. Het USC door Rector en Senaat. (Aanvankelijk werd, o.a. in de Codex Legum Boek der Wetten, Wetboek. Het gehele document is in het Latijn. Van Vredenburch (blz. 267-292) geeft de complete tekst. van 1814 van de Senatus Veteranorum, de eerste man van die Senaat Ook de eerste man van de Senatus Veteranorum Glirium werd Rector Magnificus genoemd. Die benaming werd eveneens gebruikt voor de functionaris die in 1848, bij de Vereeniging der Wetten aantrad. ook Rector Magnificus genoemd.) Het Utrechtsch Studenten Corps voert het wapen van de Universiteit Utrecht zoals dat door de Universiteit van oudsher gevoerd Tot 1992 voerde het USC het actuele wapen van de Universiteit. In dat jaar liet de Universiteit haar wapen ‘moderniseren’. Alleen al om praktische redenen – al die documenten, al dat zilverwerk waarop het oorspronkelijke wapen staat – is het USC hier niet in meegegaan. De Corpswet beschrijft sinds mensenheugenis in heraldieke terminologie het wapen van het USC: “Dit wapen is: geschuind van zilver en keel; het schild geplaatst in het hart van een effen zon met zestien stralen van goud.” Tot 1992 beschreef die heraldieke volzin het wapen van de Universiteit – het USC voerde dat wapen. En in de Wet stond vroeger dan ook “Het USC voert het wapen van de Universiteit Utrecht”. In genoemd jaar plaatste de ontwerper van het gemoderniseerde wapen, nu logo genaamd, de zinspreuk Sol Iustitiae Illustra Nos in een cirkel rond de zon met tussen iedere letter of spatie een straal --> 26 stralen. werd (Art. 3.2 Corpswet). Het USC voert ook de spreuk van de Universiteit Utrecht: "Sol Iustitiae Illustra Nos"naar het Bijbelboek Maleachi 3:20 (vertaald: 'Zonne der Gerechtigheid, verlicht ons !') De vlag van het Utrechtsch Studenten Corps wordt gevormd door zeven horizontale banen in de kleuren waarmee het Corps van oudsher de faculteiten onderscheidde; van boven naar beneden: roze (Godgeleerdheid), rood (Rechtsgeleerdheid; thans: Recht, Economie, Bestuur en Organisatie), groen (Geneeskunde), geel (Wiskunde en Natuurwetenschappen; thans Bètawetenschappen), donkerblauw (Letteren; thans Geesteswetenschappen), paars (Diergeneeskunde), en lichtblauw (Sociale Wetenschappen) (Art. 3.3 Corpswet). Deze vlag oogt identiek aan de protocollaire vlag van de Universiteit; de Universiteit heeft daarnaast een tweede vlagDat is de vlag die in beeld komt in de opening van de video ‘Don Quichot en Sancho Panza onderweg naar de Domkerk’, zie hieronder. voor meer algemeen gebruik. Na het opheffen van de faculteit Godgeleerdheid ging de Universiteit de roze baan toeschrijven aan de faculteit Geowetenschappen. In het kielzog hiervan is het USC bij bullen en honorairenlinten van ingeschrevenen bij die faculteit de kleur roze gaan gebruiken.


Het Corpswapen. De Corpswet beschrijft in heraldieke terminologie: “Dit wapen is: geschuind van zilver en keel; het schild geplaatst in het hart van een effen zon met zestien stralen van goud.” (Keel betekent vermiljoenrood, zilver en goud worden afgebeeld middels wit en geel.) (Op oudere afbeeldingen van het wapen, van vóór het moment dat die zestien voor de Universiteit de standaard werd en door het USC in de Corpswet werd vastgelegd, ziet men soms een ander aantal stralen. Zoals in het Corpsvaandel (van 1867), daar 22 stralen.)
Na die fase van ‘natuurlijke gemeenschap’ waren er twee bewegingen. Enerzijds werd het USC in toenemende mate een gestructureerde vereniging. Anderzijds voelde een toenemend deel van de studenten zich niet betrokken bij het Corps. Langere tijd werd, zowel door de Academische Senaat, die graag één aanspreekpunt wilde hebben, als door de Senatus Veteranorum het idee van universele vertegenwoordiging van alle studenten nagestreefd. Zo rond 1890 ontstonden er andere verenigingen En dat is maar goed ook. Er wordt over deze ontwikkeling soms geschreven en gesproken alsof die betreurenswaardig zou zijn. Wie dat meent, make zich een voorstelling van hoe het zou zijn als het USC heden ten dage nog de enige algemene studentenvereniging zou zijn. en andere vormen van vertegenwoordiging. Decennia later is dat streven verdwenen, want ingehaald door de tijd.